In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 14 april 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 23 april 2024 verweerder in gebreke heeft gesteld. Aangezien er na de ingebrekestelling van twee weken geen besluit is genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen.
De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van zeven weken na verzending van de uitspraak, in plaats van de standaard termijn van twee weken, vanwege het grote aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en verweerder wordt verplicht om het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.