Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 december 2022, waarbij een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 47.157 en een verzuimboete van € 1.414 zijn opgelegd voor het tijdvak van 1 juni 2022 tot en met 30 juni 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete, maar de inspecteur heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en verschillende inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank heeft onderzocht of het verdedigingsbeginsel en het motiveringsbeginsel zijn geschonden. Hoewel de rechtbank oordeelt dat het motiveringsbeginsel is geschonden, leidt dit niet tot vernietiging van de boete. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de boete. De rechtbank vermindert de verzuimboete tot € 1.201 en kent proceskostenvergoeding en griffierecht aan belanghebbende toe. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en legt de verzuimboete opnieuw vast.