ECLI:NL:RBZWB:2024:497

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1304 VV ordemaatregel
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking Alcoholwetvergunning

Op 30 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Schilder, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester van de gemeente Breda om de Alcoholwetvergunning van verzoeker in te trekken. De beslissing op bezwaar dateert van 25 januari 2024. Verzoeker heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de burgemeester heeft aangegeven dat de horeca-inrichting van verzoeker per 2 februari 2024 gesloten moet worden.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen indien er onverwijlde spoed vereist is. Aangezien de burgemeester niet bereid was om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten, heeft de voorzieningenrechter besloten om de werking van het bestreden besluit te schorsen. Dit betekent dat de horeca-inrichting van verzoeker tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld, niet hoeft te worden gesloten.

De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat deze ordemaatregel een voorlopig karakter heeft en dat hij in de verdere procedure niet aan deze beslissing gebonden is. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1304 HOREC

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [vestigingsplaats verzoeker], verzoeker,

(gemachtigde: mr. S. Schilder),
en

De burgemeester van de gemeente Breda.

Inleiding

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 25 januari 2023 (de rechtbank leest: 2024) over het intrekken van de Alcoholwetvergunning van [naam verzoeker] aan [adres verzoeker] in [vestigingsplaats verzoeker]. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 januari 2024 ingediend bij de rechtbank. In het bestreden besluit staat dat het verzoeker is toegestaan om de bedrijfsactiviteiten tot één week (zeven kalenderdagen) na 25 januari 2024 voort te zetten. De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat de horeca-inrichting met ingang van 2 februari 2024 moet worden gesloten. De rechtbank heeft na ontvangst van het verzoek contact opgenomen met de burgemeester met de vraag of de burgemeester bereid is om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. De burgemeester was daar niet toe bereid.
3. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter op deze korte termijn niet in staat om – voorafgaand aan de sluiting van de horeca-inrichting – een weloverwogen oordeel te geven over het verzoek om een voorlopige voorziening. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de werking van het bestreden besluit bij ordemaatregel schorsen tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek zal worden behandeld. Dat betekent dat de horeca-inrichting tot die tijd niet hoeft te worden gesloten. Het verzoek zal zo spoedig als mogelijk op zitting worden behandeld. Deze ordemaatregel heeft een voorlopig karakter en de voorzieningenrechter is daar in de verdere procedure niet aan gebonden.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst de werking van de intrekking van de Alcoholwetvergunning tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.