ECLI:NL:RBZWB:2024:1220
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking Alcoholwetvergunning
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, ingediend op 23 februari 2024. Het verzoek betreft de intrekking van de Alcoholwetvergunning voor de verzoeker, gevestigd te [vestigingsplaats verzoekster]. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter wijst erop dat de verzoeker eerder een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, geregistreerd onder zaaknummer BRE 24/1304 VV, waarover nog geen uitspraak is gedaan. Aangezien het onderzoek in die procedure ter zitting is gesloten, wordt de brief van 23 februari 2024 als een nieuw verzoek aangemerkt. De Awb staat het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening toe, maar niet terwijl er al een lopende procedure is.
Op 30 januari 2024 heeft een voorzieningenrechter van deze rechtbank een ordemaatregel getroffen, waarbij het bestreden besluit is geschorst tot een week na de zitting van 20 februari 2024. De voorzieningenrechter in die procedure heeft geen aanleiding gezien om de ordemaatregel te verlengen, waardoor het intrekkingsbesluit op 27 februari 2024 herleeft. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing van de voorzieningenrechter is dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 26 november 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.