In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 5 februari 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 28 december 2022 over de jaren 2007 en 2011 tot en met 2017. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft verweerder op 13 november 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van zes weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal te behandelen bezwaarschriften.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt gelijk, en verweerder moet het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 31 januari 2024.