In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 22 maart 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien eiseres op 13 november 2023 de Dienst Toeslagen in gebreke heeft gesteld en er sindsdien geen besluit is genomen.
De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een termijn op van zeven weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging te verzenden aan eiseres. Dit is in lijn met de verzoeken van verweerder om aan te sluiten bij eerdere uitspraken van de Raad van State. De rechtbank overweegt dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is vanwege het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd aan verweerder voor het geval dat de termijnen worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft recht op een vergoeding voor de gemaakte proceskosten, en de rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is om een lagere wegingsfactor toe te passen dan gebruikelijk is in dergelijke zaken.