In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Belastingdienst, maar stelt dat er niet tijdig op haar bezwaar is beslist. Het bezwaar is op 27 april 2023 ingediend, en volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had de Belastingdienst binnen twaalf weken moeten beslissen. De rechtbank constateert dat de beslistermijn op 1 september 2023 is verstreken en dat eiseres de Belastingdienst op 6 september 2023 in gebreke heeft gesteld. Aangezien de Belastingdienst niet heeft gereageerd, oordeelt de rechtbank dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft in dit geval een termijn van zes weken vanwege de werklast van de Belastingdienst. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen, en de Belastingdienst moet het griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.