Bijlage: maatregelen
1. de voorgevel, de wanden, de balklagen en het dak constructief herstellen op basis van een daartoe uitgevoerd constructief onderzoek;
2. de stabiliteit van de sporen/gordingkap herstellen (waaronder houtrot en zwam verwijderen en verwijderd te houden);
3. de krachtenafdracht van de sporen/gordingkap naar de overige constructie garanderen (waaronder de ingerotte muurplaat herstellen);
4. de binnenmuren in constructieve samenhang met de buitengevels herstellen;
5. de staanders, opleggingen en ingerotte balken herstellen;
6. de vloerbalken en voorgevel verankeren door het aanbrengen van muurankers;
7. de tijdelijke studmaatregelen verwijderen nadat de onder 1 tot en met 6 genoemde maatregelen zijn uitgevoerd;
8. de dakkapel wind- en waterdicht maken en houden door het aanbrengen van een afdekzeil/bouwzeil totdat de maatregel genoemd onder 22 is uitgevoerd;
9. de lichtstraat wind- en waterdicht maken en houden door het aanbrengen van een afdekzeil/bouwzeil totdat de maatregel genoemd onder 26 is uitgevoerd;
10. de goten waterdicht maken en houden door vervangen/afdekken met een nieuwe zinkbekleding;
11. de onderliggende (aangetaste) gootopbouw en de boeiboorden herstellen;
12. het afschot van de goten herstellen;
13. de hemelwaterafvoer herstellen;
14. alle plantengroei tegen de gevel(s) verwijderen;
15. het externe metselwerk van de gevels en de schoorstenen herstellen (scheuren en loszittend metselwerk uithalen, scheuren inboeten);
16. de voegen in overeenstemming brengen met bestaande voegwerk qua samenstelling, hardheid, kleur en uitvoering;
17. de loszittende pleisterlaag afhakken en achterliggende metselwerk herstellen en daarna nieuwe pleisterlaag in oorspronkelijke uitstraling aanbrengen;
18. de natuursteenonderdelen herstellen, de roestende doken ontroesten en behandelen in combinatie met de achterliggende ophanging;
19. de gevelplicht verwijderen, repareren en terugplaatsen;
20. de beschadigde dakpannen en vorsten verwijderen en opnieuw in de specie aanbrengen;
21. de panlatten en panaansluiting met kilgoten herstellen;
22. de zinkbekledingen en loodaansluitingen van de kozijnen en het houtwerk van de dakkappelen herstellen;
23. de ijzeren liggers troggewelven ontroesten en roestwerend behandelen;
24. de schoorsteen afschoren en muurankers ontroeren en roestwerend behandelen;
25. de ramen, kozijnen en dakroede van de lichtstraat herstellen;
26. het houtwerk van de ramen, deuren en kozijnen in de gebouwschil herstellen;
27. de beglazing van ramen en deuren in de gebouwschil herstellen;
28. het schilderwerk van alle houten onderdelen aan de buitenkant herstellen;
29. het schilderwerk van de gevels en buitenwanden herstellen;
30. de vloerdelen herstellen (de schildering in de linker voorkamer (blote voetjesvloer) tijdens werkzaamheden beschermen door deze af te dekken);
31. de muurafdekking bekleden met lood/zink, en;
32. de loodaansluitingen herstellen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 5:1
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
2. Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Artikel 9.1.
Tot het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2014 ingediende voorstel van wet houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) (Kamerstukken 33 962) tot wet is verheven en in werking is getreden:
a. blijven de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, van toepassing; (…)
Artikel 10.18
Aan artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 wordt voor de punt aan het slot van de zin een zinsnede toegevoegd, luidende:
, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 11 van de Monumentenwet 1998 staat in hoofdstuk II paragraaf 2, van de Monumentenwet 1998. Dit artikel luidde vóór de inwerkingtreding van de Erfgoedwet als volgt:
Artikel 11
1. Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, (…)
Artikel 7.22
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;
b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of
d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.