1.9.In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers opnieuw ongegrond verklaard en het primaire besluit, onder aanvulling van een gewijzigde motivering, in stand gelaten.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordelingskader handhavingsverzoek.
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 13 mei 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Is er sprake van een overtreding?
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen vast staat dat er sprake is van een overtreding. Alleen al dit bijgebouw overschrijdt de in het bestemmingsplan opgenomen maximale totale bouwoppervlakte voor alle bijgebouwen op een perceel. Daarnaast heeft het college ter zitting nog naar voren gebracht dat er sprake is van een overtreding, nu voor het bouwwerk een vergunning is vereist. Dit is door geen van de partijen weersproken, zodat dit tussen partijen vast staat. De rechtbank gaat er bij de beoordeling dan ook van uit dat er sprake is van een overtreding.
Beginselplicht tot handhaving
5. In de jurisprudentie wordt een beginselplicht tot handhaving aangenomen. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan van deze plicht afwijken. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Als concreet zicht op legalisatie bestaat van de begane overtreding, krijgen de belangen van de overtreder (of andere belanghebbenden) bij voortzetting van de bestaande toestand zozeer de overhand dat geen plaats is voor handhavend optreden. De legalisatie moet wel voldoende zeker zijn. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Is er een concreet zicht op legalisatie?
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen vast staat dat er geen sprake is van een concreet zicht op legalisatie. In een concreet zicht op legalisatie valt dus geen grond te vinden voor het afzien van handhavend optreden.
Zijn er bijzondere omstandigheden om van handhavend optreden af te zien?