In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, samen met een belastingrentebeschikking en een verzuimboete van € 5.514. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze verzuimboete, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar dat het bedrag niet passend is. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete moet worden verminderd tot € 2.550, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de complexe problematiek van belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.