In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 20 februari 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 22 februari 2023 over de jaren 2005, 2010 en 2011. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken heeft beslist op het bezwaarschrift van eiseres. Eiseres heeft verweerder op 10 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft verweerder in dit geval een langere termijn van zes weken, gezien het aantal te behandelen bezwaarschriften.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 18 juli 2024.