ECLI:NL:RBZWB:2024:4624
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet
Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. van Gils, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 12 maart 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van één maand gesloten zou worden, met ingang van 2 april 2024. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar trok dit verzoek in nadat de burgemeester had aangegeven bereid te zijn de uitvoering van het besluit op te schorten tot drie dagen na de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft de burgemeester in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden dat een bestuursorgaan in de proceskosten moet worden veroordeeld wanneer het aan de verzoeker tegemoetkomt. De burgemeester had de uitvoering van het besluit opgeschort, maar dit was niet voldoende om de proceskostenveroordeling toe te wijzen, omdat verzoeker niet tijdig had verzocht om uitstel van de sluiting.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-, die de burgemeester aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, met specifieke verwijzingen naar relevante artikelen.