Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. I.M. van den Heuvel, en de Dienst Toeslagen. Eiser had op 28 maart 2023 een aanvraag ingediend voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 29 maart 2024 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na de ingebrekestelling van twee weken geen besluit is genomen door verweerder. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen zes weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- wordt door verweerder vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.