In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2010. Eiseres had op 24 april 2023 bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van 14 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Belastingdienst de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst uiterlijk op 29 augustus 2023 had moeten beslissen, maar dit is niet gebeurd. Eiseres heeft de Belastingdienst op 26 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna er opnieuw geen besluit is genomen. De rechtbank legt de Belastingdienst een beslistermijn van twee weken op na verzending van de uitspraak, maar gezien de omstandigheden en het aantal te behandelen bezwaarschriften, wordt deze termijn verlengd naar zes weken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.