In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had navorderingsaanslagen en boetes opgelegd voor de jaren 2014 tot en met 2017, waarbij de rechtbank de bezwaren van de belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaart. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen terecht heeft opgelegd, maar dat de vergrijpboetes voor de jaren 2014 en 2016 moeten worden verminderd. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan, wat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank vermindert de boetes naar respectievelijk € 4.000 en € 4.800, en veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.