Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- een navorderingsaanslag voor het jaar 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.032 waarbij gelijktijdig € 360 belastingrente in rekening is gebracht;
- een navorderingsaanslag voor het jaar 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.095 waarbij gelijktijdig € 297 belastingrente in rekening is gebracht;
- een navorderingsaanslag voor het jaar 2018 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.636 waarbij gelijktijdig € 215 belastingrente in rekening is gebracht;
- een aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.146 waarbij gelijktijdig € 134 belastingrente in rekening is gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
Is het niet toestaan van aftrek strijdig met het legaliteitsbeginsel?
Is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?
Hierbij acht de rechtbank mede van belang dat de inspecteur, op basis van dezelfde feiten en omstandigheden, wel aanleiding heeft gezien om een nader onderzoek in te stellen met betrekking tot de juistheid van de aangifte IB/PVV 2019. Dit onderzoek, naar aanleiding van de signalering dat geen renseignement aanwezig was, vond enkel plaats omdat de werkafspraken hieromtrent binnen de Belastingdienst gewijzigd waren.
Conclusie en gevolgen
Belanghebbende heeft tevens verzocht om vergoeding van de kosten van advisering door een advocaat die niet als gemachtigde is opgetreden in de procedure. De rechtbank stelt vast dat deze kosten op grond van het Besluit niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslagen voor de jaren 2016, 2017 en 2018;
- vernietigt de belastingrentebeschikkingen voor de jaren 2016, 2017 en 2018;
- verklaart het beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van
€ 23,20.
mr.M.A.M. van Meer, griffier, op 31 januari 2024 en in het openbaar uitgesproken door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
.