ECLI:NL:RBZWB:2024:4365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/3511 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 29 juni 2022 besloten om per 31 mei 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 9 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de artsen van het UWV hebben gerapporteerd dat eiseres beperkt is door psychische en lichamelijke klachten, maar dat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen en dat er een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege vermoeidheidsklachten. De rechtbank oordeelt dat de artsen van het UWV de beperkingen van eiseres adequaat hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter S. Hindriks en openbaar gemaakt op 27 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3511 WIA

uitspraak van 27 juni 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Cakal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 29 juni 2022 (primair besluit) geweigerd per 31 mei 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 9 juni 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde. Namens het UWV was mr. A.P.J. Mijs aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen per 31 mei 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als huishoudelijk medewerker (voor 10 uur per week) Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege pijnklachten ten gevolge van een auto-ongeluk.
Na een medisch en arbeidskundig onderzoek wordt eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd. Het UWV heeft daarom geweigerd een uitkering toe te kennen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft gerapporteerd dat eiseres beperkt is vanwege haar psychische en lichamelijke klachten. Eiseres is gebaat bij licht fysiek werk. De arts kan zich grotendeels vinden in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) die door de bedrijfsarts is opgesteld. Anders dan de bedrijfsarts heeft de arts geen beperkingen aangenomen voor knijp- en grijpkracht, werken met toetsenbord en muis, lopen, klimmen, gebogen werken, gedwongen stand van het hoofd, het hanteren van emoties van anderen en contact met klanten of patiënten Ook wordt de bedrijfsarts niet gevolgd in de stelling dat eiseres is aangewezen op vaste bekende werkwijzen. De arts is van mening dat eiseres is aangewezen op een goede dag- en nachtstructuur. Daarom wordt een beperking aangenomen voor werk in nacht- en ploegendiensten. De beperkingen en belastbaarheid van eiseres heeft de arts neergelegd in de FML van 16 mei 2022, geldig vanaf 9 mei 2022.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de primaire arts al uitgebreide beperkingen heeft aangenomen op het persoonlijke en sociale vlak. Er bestaat geen aanleiding om eiseres meer te beperken op die vlakken. De vele lichamelijke klachten zijn niet te verklaren vanuit pathofysiologisch oogpunt. De verzekeringsarts b&b onderschrijft grotendeels de belastbaarheid zoals deze door de primaire arts is vastgesteld. Wel bestaat er aanleiding om eiseres vanwege haar medicijngebruik aanvullend te beperken voor verhoogd persoonlijk risico. Verder is de verzekeringsarts b&b van mening dat de toelichting die is gegeven bij de beperking voor schroefbewegingen en dragen overbodig is. De verzekeringsarts b&b heeft de gewijzigde belastbaarheid vastgelegd in de FML van 30 mei 2023, geldig vanaf 31 mei 2022.
4.3
Eiseres heeft, zakelijk weergegeven, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er met diverse beperkingen geen rekening is gehouden. Eiseres heeft opgemerkt dat het oordeel van de bedrijfsarts afwijkt van dat van de verzekeringsarts b&b. Gelet op de slaap- en vermoeidheidsproblemen moet er ook een urenbeperking worden aangenomen volgens eiseres. Verder heeft ze nog gewezen op het revalidatie-traject dat ten tijde van de datum in geding nog gaande was, waardoor zij niet beschikbaar was voor arbeid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar de eerder ingebrachte informatie van specialisten en naar een rapport van MediThemis. Verder heeft eiseres nog medische informatie ingebracht van de huisarts, psycholoog, neuroloog en het revalidatiecentrum. Eiseres heeft verzocht om betaling van wettelijke rente.
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
4.4
Het is vaste rechtspraak dat de verzekeringsarts b&b niet gehouden is de beperkingen zoals die zijn opgesteld door de bedrijfsarts integraal over te nemen. [1] De beoordeling door de bedrijfsarts heeft immers plaatsgevonden in een andere beoordelings-kader dan dat van de WIA. Verder is van belang dat de bedrijfsarts voor de belastbaarheid van eiseres heeft aangesloten bij de beperkingen die op 23 juni 2021 door Ergatis zijn vastgesteld. Dit is bijna één jaar voor de datum in geding, zodat ook om die reden geen aanleiding bestaat om uit te gaan van die belastbaarheid. De stelling van eiseres dat er ontwikkelingen gaande zijn om het oordeel van de bedrijfsarts leidend te laten zijn en dat daarom de verzekeringsarts b&b (meer) moet motiveren waarom wordt afgeweken van het oordeel van de bedrijfsarts volgt de rechtbank niet. Nog los van het feit dat het wetsvoorstel om het oordeel van de bedrijfsarts leidend te maken uitsluitend betrekking had op de beoordeling van de re-integratie-inspanningen (en dus niet op de WIA-beoordeling), is dit wetsvoorstel inmiddels op 30 mei 2023 ingetrokken. [2] Overigens heeft de primaire arts in zijn rapportage van 19 mei 2022 ook een toelichting gegeven waarom hij bij sommige aspecten afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat met deze toelichting en de overige motivering in de rapportages van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b de door hen aangenomen beperkingen afdoende en inzichtelijk zijn onderbouwd.
4.5
Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt verder dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten (waaronder haar psychische klachten, pijnklachten en vermoeidheidsklachten) en dat zij bij de vaststelling van de belastbaarheid ook alle beschikbare medische informatie hebben betrokken. Anders dan eiseres ter zitting lijkt te stellen, zijn er geen aanwijzingen dat de verzekeringsarts b&b bij zijn beoordeling een aantal medische stukken buiten beschouwing heeft gelaten. Uit de opmerking van de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 17 mei 2024 dat hij geen reden ziet om op alle overgelegde gegevens ambtshalve commentaar te leveren kan dit in ieder geval niet worden opgemaakt. In zijn rapportage van 30 mei 2023 heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres ingebrachte medische informatie opgesomd. Dit impliceert dat deze stukken betrokken zijn geweest bij de beoordeling. Hoewel dit voor het begrip van eiseres wellicht beter was geweest, betekent het feit dat de verzekeringsarts b&b bij de bespreking van de bezwaargronden niet ieder medisch stuk afzonderlijk heeft becommentarieerd, niet dat de verzekeringsarts b&b hier geen kennis van heeft genomen.
4.6
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Daarbij is onder andere in aanmerking genomen dat het rapport van MediThemis is opgesteld in het kader van een letstelschadeprocedure. Uit het rapport van 22 februari 2024 blijkt ook niet dat de bevindingen van de medisch adviseur betrekking hebben op de datum in geding. De stelling van eiseres dat zij expliciet heeft gevraagd om een oordeel over de datum in geding wordt niet onderbouwd met stukken. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit de opmerking van de medisch adviseur (dat ze niet kan beoordelen of de uitgebreid beschreven beperkingen in het verslag van mei 2022 nog actueel zijn), niet opgemaakt kan worden dat gerapporteerd is over de datum in geding. Wel kan uit de rapportage worden opgemaakt dat de medisch adviseur het op zich eens is met de bevindingen van de primaire arts. Voor de vraag welke beperkingen aangenomen moeten worden, verwijst zij immers naar de beperkingen die de primaire arts in mei 2022 heeft vastgesteld. Ook vermeldt zij dat alle klachten en beperkingen uitgebreid aan bod komen in het verslag van de primaire arts. Dat de medisch adviseur bedenkingen heeft bij de vertaling van die beperkingen naar de door de arts opgestelde FML is onvoldoende om te twijfelen aan die vastgestelde FML. [3] Daarbij is mede betrokken dat de medisch adviseur zelf ook al opmerkt dat de verzekeringsarts de aangewezen persoon is om de klachten en beperkingen bij eiseres te kunnen onderzoeken en vaststellen.
4.7
De rechtbank acht het verder van belang dat, anders dan de medisch adviseur, zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b eiseres hebben gezien en hebben onderzocht. In hun rapportages wordt een weergave gegeven van de bevindingen van de onderzoeken. Hieruit volgt onder andere dat bij het persoonlijk contact geen geheugenproblematiek of aandachtsstoornis is waargenomen. Zoals de verzekeringsarts b&b terecht opmerkt in zijn rapportage van 17 mei 2024 zijn de opmerkingen van de medisch adviseur bij de vastgestelde beperkingen gebaseerd op algemene informatie en niet op eigen bevindingen. Nu de medisch adviseur eiseres niet heeft gezien, heeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b. Ook de overige overgelegde medische stukken geven de rechtbank geen aanleiding tot twijfel. Uit die stukken komt immers geen ander medisch beeld naar voren op de datum in geding dan waarvan de verzekeringsarts b&b is uitgegaan op basis van de al bij hem beschikbare medische informatie.
4.8
Met betrekking tot de geclaimde urenbeperking overweegt de rechtbank nog het volgende. Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b hebben uitgebreid gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. Dat eiseres vermoeidheidsklachten claimt is niet in geschil. Zonder objectiveerbare onderbouwing van die vermoeidheidsklachten is die enkele claim echter onvoldoende om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank kan de primaire verzekeringsarts volgen in zijn stelling dat met de aangenomen beperkingen, waaronder een beperking voor nacht- en ploegendiensten en het aangewezen zijn op fysiek licht werk, de energetische klachten van eiseres voldoende zijn ondervangen. Overigens is ook in het door eiseres relevant gevonden advies van de bedrijfsarts geen urenbeperking aangenomen.
Ook vanwege beperkte beschikbaarheid bestaat er geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de revalidatie pas medio juni 2022 is gestart. Voor zover de revalidatie zou leiden tot het aannemen van een urenbeperking zou dit pas vanaf de daadwerkelijke start van de revalidatie zijn. Een urenbeperking vanwege beperkte beschikbaarheid wordt immers pas aangenomen als iemand feitelijk niet beschikbaar is voor arbeid tijdens (een deel van) de werkdag. Dat er eerder al een indicatie was om te revalideren is dus niet relevant.
4.9
Uit alles wat hiervoor is overwogen volgt dat niet gebleken is dat in de FML van 30 mei 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de gewijzigde FML van 30 mei 2023, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: coupeuse (Sbc-code 272042), medewerker post (Sbc-code 315133) en modinette vitrage (Sbc-code 111160).
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Dit is ter zitting ook nog expliciet door haar bevestigd. Zoals de rechtbank in overweging 4.9 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De eerdergenoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5.1
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 31 mei 2022.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding of een schadevergoeding (in de vorm van wettelijke rente). Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding (in de vorm van wettelijke rente) af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 27 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

2.Kamerstukken II, 2022-2023, 35 589, nr. 11