ECLI:NL:RBZWB:2024:436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het hoorrecht en terugwijzing naar de inspecteur in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 september 2022 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over de periode van 23 maart 2021 tot en met 22 maart 2022, alsook een boete van gelijke hoogte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen, maar de inspecteur heeft het bezwaar afgewezen zonder belanghebbende te horen, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden en dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten mondeling toe te lichten. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar de inspecteur, die belanghebbende opnieuw in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord voordat er een nieuwe beslissing op het bezwaar wordt genomen. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende, vastgesteld op € 875, en moet het griffierecht van € 50 worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4721

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 september 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over de periode 23 maart 2021 tot en met 22 maart 2022 opgelegd van € 721. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur een boete van € 721 aan belanghebbende opgelegd (de boetebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of er sprake is van schending van de hoorplicht en of de naheffingsaanslag en boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de hoorplicht geschonden en moet de zaken worden teruggewezen naar de inspecteur. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 23 maart 2016 houder van een motorrijtuig van het merk en type Dethleffs Globebus met [kenteken] (hierna: de kampeerwagen). De geldigheid van het kentekenbewijs is in verschillende perioden geschorst geweest, waaronder de perioden 16 oktober 2020 tot en met 25 maart 2021 en 18 oktober 2021 tot en met 27 maart 2022. Op 28 maart 2022 is de kampeerwagen naar het buitenland geëxporteerd.
4.1.
Op 7 januari 2022 op of omstreeks 15:24 uur is via camerabeelden op de Weselseweg op de oprit naar de A67 geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de weg. Naar aanleiding van deze constatering heeft de inspecteur aan belanghebbende de naheffingsaanslag motorijtuigenbelasting en de boetebeschikking opgelegd.
4.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De inspecteur heeft bij brief van 9 juni 2022 de ontvangst van het bezwaar bevestigd en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord.
4.3.
Bij brief van 20 juni 2022 is heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om binnen 14 dagen na dagtekening van de brief telefonisch aan te geven of hij gebruik wil maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
4.4.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief met dagtekening 25 augustus 2022, ontvangen door de inspecteur op 26 augustus 2022, in gebreke gesteld vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar.
4.5.
De inspecteur heeft vervolgens bij e-mailbericht van 31 augustus 2022 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de gemachtigde toegezonden en – voor zover hier van belang – het volgende bericht:
“Ook wil ik u langs deze weg graag nogmaals uitnodigen voor een telefonisch hoorgesprek, waar u ook om verzocht heeft in uw bezwaarschrift.
(…)
U hebt het recht om te worden gehoord. Daarom stel ik u in de gelegenheid om uw bezwaar mondeling toe te lichten. U hebt niet gereageerd op mijn 1e brief d.d. 9 juni 2022. Daarom heb ik u op 21 juli 2022 opnieuw in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Ook op deze 2e brief hebt u niet gereageerd en heb ik u nogmaals op 4 augustus 2022 in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Ook op deze 3e brief heeft u niet gereageerd.
Ik stel u in de gelegenheid om de mondelinge toelichting op uw bezwaar plaats te laten vinden op:
- 1 september 2022 om 11:00 uur, 12:00 uur, 13:00 uur of 14:00 uur
- 7 september 2002 om 10:00 uur, 11:00 uur, 12:00 uur, 13:00 uur, 14:00 uur of 15:00 uur
(…)”
4.6.
De gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 31 augustus 2022 aangegeven dat de hoorzitting niet eerder dan op 21 september 2022 kan plaatsvinden.
4.7.
De inspecteur heeft vervolgens bij e-mailbericht van 2 september 2022 – voor zover hier van belang – als volgt gereageerd op het e-mailbericht van de gemachtigde:
“(…) Tevens beoogt u met de ingebrekestelling om de uitspraak op bezwaar te verspoedigen. Ik heb u aangegeven dat ik uw ingebrekestelling niet vind rijmen met het verzoek om gehoord te willen worden. Ik heb u uitgelegd een voorstander te zijn om alle relevante feiten op tafel te hebben /krijgen, dat is immers ook mijn werk/taak en daar hoort het recht op horen ook bij waarin u o.a. de gronden nog kunt aanvullen.
Daarom wil ik u graag nogmaals uitnodigen om het (telefonisch) hoorgesprek plaats te laten vinden binnen de twee weken termijn van de ingebrekestelling. Ik stel mij hiervoor flexibel op in het plannen hiervan. Ik sta ervoor open om dit ,als het niet anders kan, ook te laten plaatsvinden buiten kantoortijden (mits redelijk).”
4.8.
De inspecteur heeft op 7 september 2022 op het bezwaar beslist zonder belanghebbende te horen.

Motivering

Horen
5. Artikel 7:2 van de Awb schrijft voor dat een bestuursorgaan belanghebbende in de gelegenheid stelt te worden gehoord, voordat het op bezwaar beslist. Op basis van artikel 6:22 van de Awb kan aan de schending van het hoorrecht worden voorbijgegaan, indien aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de inspecteur belanghebbende in de bezwaarfase niet heeft gehoord en dat de inspecteur daarmee de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank acht dat juist en volgt partijen daarin.
5.2.
Belanghebbende heeft voor dat geval verzocht om terugwijzing naar de inspecteur. De rechtbank wijst dat verzoek toe, omdat er nog verschil van opvatting bestaat over de feiten (althans dat niet is komen vast te staan dat partijen het over de onderliggende feiten volledig eens zijn).
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan worden gelaten met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. [1] De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigen en de zaak terugwijzen naar de inspecteur. De inspecteur dient belanghebbende, alvorens opnieuw uitspraak op het bezwaar van belanghebbende te doen, deugdelijk in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Omdat de rechtbank de zaak zal terugwijzen naar de inspecteur komt zij niet toe aan een beoordeling van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op in totaal € 875 en is als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en was aanwezig ter zitting (1 punt). De rechtbank heeft in dit geval een factor 0,5 toegepast voor de zwaarte van de zaak. De rechtbank is van oordeel dat de zaak van licht gewicht is omdat het beroep vanwege schending van de hoorplicht gegrond is verklaard. [2] Een beslissing over een eventuele kostenvergoeding voor de bezwaarfase blijft in deze stand van de procedure achterwege aangezien de bezwaarfase nog niet is afgerond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 875 aan proceskosten aan belanghebbende;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 25 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7495, r.o. 3.5.3.
2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315.
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.