In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 september 2022 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over de periode van 23 maart 2021 tot en met 22 maart 2022, alsook een boete van gelijke hoogte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen, maar de inspecteur heeft het bezwaar afgewezen zonder belanghebbende te horen, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden en dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten mondeling toe te lichten. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar de inspecteur, die belanghebbende opnieuw in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord voordat er een nieuwe beslissing op het bezwaar wordt genomen. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende, vastgesteld op € 875, en moet het griffierecht van € 50 worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.