ECLI:NL:RBZWB:2024:428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/4754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft een (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank legt uit dat de belanghebbende het griffierecht van € 50,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde waarschuwingen van de griffier. De griffier heeft de belanghebbende op 13 oktober 2022 en opnieuw op 11 november 2022 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. De belanghebbende heeft weliswaar aangegeven betalingsonmacht te hebben, maar de rechtbank oordeelt dat deze claim niet voldoende onderbouwd is. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat zijn netto-inkomen onder de 95%-norm van de bijstandsnorm ligt, wat een voorwaarde is voor vrijstelling van het griffierecht.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit van de inspecteur in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , Zwitserland, belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 september 2022. Het beroep ziet op de (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2022 met [aanslagnummer] H.20.02.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 13 oktober 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 11 november 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 21 november 2022 om 10:48 uur is bezorgd.
5. Bij brief van 8 december 2022 heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft bij brieven van 25 januari 2023 en 16 februari 2023 informatie verstrekt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
6. Opmerking verdient daarbij dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. Vrijstelling van griffierecht is enkel mogelijk wanneer belanghebbende aannemelijk maakt dat het maandelijkse netto-inkomen minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm en dat belanghebbende ook niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Hierbij is de gezinssamenstelling van belanghebbende niet van belang. Verder moet het inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner worden opgeteld bij het inkomen en vermogen van belanghebbende. [1] Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan. Het netto-inkomen bedraagt namelijk meer dan de 95%-norm (€ 1.046,72).
7. De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 13 juni 2023 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 19 juni 2023 om 11:13 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
8. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
9. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie voor deze normen het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, onder meer gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2015:354.