Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van een gedetineerde, hierna te noemen klager, die zijn in beslag genomen telefoon terugvorderde. De telefoon, een Apple iPhone 13, was op 23 november 2023 in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de klager, die wordt verdacht van het verkrachten of seksueel binnendringen van zijn minderjarige stiefdochter. Klager stelde dat hij de telefoon nodig had voor zakelijke doeleinden en dat het onderzoek inmiddels was afgerond, waardoor er geen strafvorderlijk belang meer zou zijn bij het voortduren van het beslag.
De officier van justitie daarentegen betoogde dat de telefoon cruciaal bewijs bevatte van het misbruik, waaronder videomateriaal, en dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vereiste. De rechtbank oordeelde dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het handhaven van het beslag, gezien de ernst van de beschuldigingen en het bewijs dat op de telefoon was aangetroffen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij zij benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een gedeeltelijke teruggave van in beslag genomen voorwerpen.
De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij klager en zijn raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van klager, en dat de telefoon niet kon worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.