ECLI:NL:RBZWB:2024:3942
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zelfstandigenaftrek en het urencriterium voor de inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die betrekking hebben op de afgewezen verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en van de aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over de jaren 2017 tot en met 2020. De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2024 op zitting behandeld, waarbij zowel belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. De inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor de jaren 2017 tot en met 2020 aan het urencriterium heeft voldaan, wat betekent dat hij geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. De rechtbank legt uit dat de zelfstandigenaftrek alleen wordt verleend aan ondernemers die aan het urencriterium voldoen, dat inhoudt dat gedurende een kalenderjaar ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming moeten worden besteed. Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd dat hij aan dit criterium voldeed, en de rechtbank wijst erop dat het feitelijk drijven van een onderneming meer inhoudt dan alleen beschikbaar zijn voor de onderneming.
De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2017 tot en met 2020 in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. C.W.M.M. Verkoijen op 12 juni 2024 en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.