ECLI:NL:RBZWB:2024:3864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/11758 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op basis van vermogen door erfenis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Het College had op 2 november 2023 besloten om de bijstandsuitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) in te trekken vanwege te veel vermogen, dat eiser had verkregen door een erfenis. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de rechtbank op 3 mei 2024 de zaak heeft behandeld. De rechtbank concludeert dat het College terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en het teveel betaalde bedrag van € 32.380,90 heeft teruggevorderd. De rechtbank stelt vast dat de peildatum voor de terugvordering de datum van overlijden van eisers moeder is, namelijk 12 augustus 2018. Eiser had aangevoerd dat de bijstand vanaf 1 april 2022 had moeten worden ingetrokken, maar de rechtbank oordeelt dat het College de juiste terugvorderingsgrond heeft gehanteerd. Eiser heeft ook geprobeerd te betogen dat de omvang van zijn erfdeel lager was dan vastgesteld, maar de rechtbank wijst dit af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af, inclusief de terugbetaling van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11758 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Çiçek),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het College

(gemachtigde: mr. C.L. Verbunt).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van
2 november 2023 (het bestreden besluit), om de uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) in te trekken vanwege teveel vermogen en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen.
Het College heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het College.

Totstandkoming van het besluit

1. De moeder van eiser is overleden op 12 augustus 2018, waardoor eiser aanspraak maakte op een erfenis. Nadat eiser zijn erfdeel had ontvangen, heeft het College bij besluit van 20 februari 2023 het recht op bijstand over de periode 12 augustus 2018 tot 11 maart 2021 ingetrokken vanwege vermogen boven de vermogensgrens. Daarnaast is het teveel aan bijstand uitgekeerde bedrag van € 32.380,90 teruggevorderd op grond van artikel 54, lid 3, van de Pw. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bestreden besluit heeft het College de grond voor de terugvordering gewijzigd naar artikel 58, lid 2, aanhef en onder f, eerste, van de Pw. Hoewel een nieuwe berekening behorende bij deze grondslag leidde tot een hoger terug te vorderen bedrag, is het College bij het teruggevorderde bedrag van
€ 32.380,90 gebleven.

Overwegingen2.De rechtbank beoordeelt of het College op de juiste wijze heeft teruggevorderd en de juiste bedragen heeft gehanteerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Grondslag en periode
5. Eiser voert aan dat de bijstand had moeten worden ingetrokken vanaf de datum dat de erfenis gestort werd, namelijk 1 april 2022. Vanaf die datum had eiser moeten interen op het ontvangen vermogen.
6. De beroepsgrond slaagt niet. Het teveel aan betaalde bijstand is teruggevorderd op grond van artikel 58, lid 2, aanhef en onder f, eerste, van de Pw. Dit artikel geeft een terugvorderingsgrond indien bepaalde middelen of aanspraken daarop aanwezig zijn, maar daarover feitelijk nog niet of niet volledig kan worden beschikt, bijvoorbeeld vanwege een aandeel in een onverdeelde boedel bij een erfenis zoals in het onderhavige geval. Dan kan gedurende enige tijd bijstand nodig zijn. Zodra over die middelen kan worden beschikt dient tot terugvordering te worden overgegaan. [1] Daarnaast blijkt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het moment dat de aanspraak op een erfenis ontstaat, oftewel de datum van overlijden van de erflater, de peildatum is. [2] Tot slot is er geen ruimte voor interen op het vermogen bij een erfenis. [3] Dit alles bij elkaar betekent dat het College terecht de teveel betaalde bijstand heeft teruggevorderd vanaf de datum van overlijden van eisers moeder, namelijk 12 augustus 2018.
Erfdeel
7. Eiser voert aan dat had de omvang van het erfdeel bepaald had moeten worden op een bedrag van € 42.722,55, omdat dit bedrag op zijn rekening is gestort. Eiser mocht hier ook vanuit gaan, omdat dit is toegezegd in een e-mail van 7 mei 2021.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Uit het dossier blijkt dat eiser een erfdeel heeft van
€ 54.112,55 en dat na uitbetaling van meerdere voorschotten een bedrag van € 42.722,55 resteert. Dat eiser dit lagere bedrag, na aftrek van voorschotten, heeft ontvangen op zijn rekening maakt niet dat de omvang van zijn erfdeel anders is geworden. Zoals overwogen onder 6 is de peildatum de datum dat eisers moeder is overleden en niet de datum dat een bedrag op de rekening wordt gestort.
9. Eisers beroep op de e-mail van 7 mei 2021 ziet de rechtbank als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Maar dit slaagt niet, omdat geen sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging die bij eiser gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt. In de betreffende email staat immers alleen maar “
het gaat om uw bijstandsuitkering en doorstorting van een aan u toekomend erfdeel”. Uit deze tekst kan niet worden afgeleid dat aan eiser is toegezegd dat alleen het bedrag dat wordt gestort op zijn rekening onder zijn erfdeel zou vallen.
Aftrek van kosten en schulden
10. Eiser voert aan dat hij kosten heeft gemaakt om de woning verkoop klaar te maken. Dit geld had hij zelf niet, waardoor hij schulden heeft gemaakt door zijn creditcard in te zetten en geld te lenen bij de bank en familie. Deze bedragen zijn ten onrechte niet afgetrokken van zijn erfdeel.
10. De beroepsgrond slaagt niet. Allereerst heeft het College er terecht op gewezen dat de gestelde kosten om de woning verkoop klaar te maken niet zijn onderbouwd. Eiser heeft immers geen overzicht of onderbouwing gegeven van welke kosten waarvoor gemaakt zijn. Daar komt bij dat dergelijke kosten van de erfenis als geheel afgetrokken hadden moeten worden, alvorens de afzonderlijke erfdelen te bepalen. Maar dat is niet gebeurd. Eiser heeft weliswaar schuldverklaringen overgelegd die volgens hem zien op de kosten die hij heeft gemaakt, maar deze kosten zijn nog steeds niet van de erfenis als geheel afgetrokken. Het College heeft deze gestelde kosten en schulden dan ook terecht buiten beschouwing gelaten.
Vrij te laten vermogen
10. Eiser voert aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het vrij te laten vermogen van 20.000 gulden smartengeld uit het verleden. Uit een interne aantekening inzake zijn aanvraag van 22 mei 2007 blijkt dat dit als vrij te laten vermogen is gezien. Ook is er mondeling toegezegd dat deze vrijstelling nog steeds geldt, daarvoor verwijst eiser naar de e-mails van 6 en 12 december 2018.
10. De beroepsgrond slaagt niet. Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft het College het vermogen van eiser vastgesteld op € 361,11 met een vrij te laten vermogen van € 6.020,-. Hier heeft eiser geen bezwaar tegen gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. Dat eiser in het verleden smartengeld heeft ontvangen en dat dit bedrag destijds tot het vrij te laten vermogen is gerekend, betekent niet dat hij hier ook na de ontvangst van nieuwe middelen opnieuw een beroep op kan doen. De rechtbank ziet de verwijzing naar de e-mails van 6 en 12 december 2018 als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit beroep kan echter niet slagen. Het betreft immers e-mails van eiser zelf, waarin hij stelt dat dit mondeling is toegezegd. Bij gebreke aan bevestiging van het College kan geen sprake zijn van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging die bij eiser gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt.
10. Gelet op wat hiervoor is besproken, is het College voor de bepaling van het erfdeel terecht uitgegaan van het bedrag van € 54.112,55.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier op 7 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 58
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2 Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
b. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;
d. ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
1°. de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken;
2°. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
[…]

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1991/92, 22 545, nr. 3, blz. 172.
2.CRvB 1 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1356.
3.CRvB 15 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:323 (r.o. 4.6).