ECLI:NL:RBZWB:2024:3827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-005351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig in het kader van een leaseovereenkomst en de beoordeling van rechthebbendheid

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1989, had een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat was gelegd op zijn geleasede Kia Niro. Klager stelde dat hij de feitelijke gebruiker en rechthebbende van het voertuig was, ondanks dat de leasemaatschappij, [B.V.], de eigenaar was. De rechtbank heeft de procedure op 14 mei 2024 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. R. Jacobs, en klager met zijn raadsman, mr. D.T. Stoof, aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de leasemaatschappij de feitelijk rechthebbende was. Klager had een leaseovereenkomst met [B.V.] en was nog steeds verantwoordelijk voor de maandelijkse betalingen. De rechtbank stelde vast dat, indien klager rechthebbende was geweest, het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van het voertuig zou hebben besloten. De rechtbank benadrukte dat de klaagschriftprocedure niet de mogelijkheid biedt om een teruggave aan een ander dan de indiener van het klaagschrift te gelasten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de Kia Niro gehandhaafd blijft. Deze beslissing is genomen in het belang van de strafvordering, waarbij de rechtbank de belangen van de leasemaatschappij en de juridische status van het voertuig in overweging nam. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-005351
datum : 28 mei 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats],
wonende op het [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. D.T. Stoof te (4815 HS) Breda, Spinveld 12.
hierna te noemen: klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 februari 2024 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een Kia Niro [kenteken] (hierna: de Kia Niro);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 28 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 mei 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs, klager en mr. D.T. Stoof als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de inbeslaggenomen Kia Niro heeft geleased en dat de kosten doorlopen bij voortduring van het beslag. De leasemaatschappij is weliswaar de eigenaar van de Kia Niro, maar klager is kentekenhouder en feitelijke gebruiker/rechthebbende van het voertuig. Inmiddels heeft klager het hele CBR traject doorlopen en verwacht hij op korte termijn zijn rijbewijs terug te krijgen. Hij wil daarna ook weer gebruik maken van de Kia Niro.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Indien klager rechthebbende was geweest, was het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, had bevolen tot verbeurdverklaring. [B.V.] is echter rechthebbende, waardoor het goed aan haar dient te worden teruggegeven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat klager op 27 september 2023, ten behoeve van de Kia Niro, een leaseovereenkomst is aangegaan met [B.V.]. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 30 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:488) volgt dat indien sprake is van een leaseconstructie, in beginsel de lessor (in dit geval [B.V.]) eigenaar is van de auto. De lessor blijft dat totdat een lessee (in dit geval klager) aan alle betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank stelt op basis van de stukken en het behandelde in raadkamer vast dat klager de maandelijkse kosten behorende bij het leasecontract nog steeds betaalt, zodat [B.V.] in deze zaak de feitelijk rechthebbende van de Kia Niro is.
Nu een ander dan klager als redelijkerwijs rechthebbende van de Kia Niro is aan te merken, kan de Kia Niro al om die reden niet aan klager worden teruggegeven en dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.
Indien klager rechthebbende was geweest, was het bovendien niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, had bevolen tot verbeurdverklaring en zou dit ook tot een ongegrondverklaring van het klaagschrift hebben geleid. Er is een proces-verbaal tegen klager opgemaakt voor het rijden, terwijl zijn rijbewijs is geschorst en het is niet de eerste keer dat klager rijdt zonder in bezit te zijn van een geldig rijbewijs. [B.V.] is echter rechthebbende, waardoor de kans groot is dat de rechter tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak geen verbeurdverklaring zal bevelen, maar zal beslissen tot teruggave van de Kia Niro aan de leasemaatschappij. Die beslissing kan de rechtbank in raadkamer echter niet nemen, omdat [B.V.] zelf geen klaagschrift heeft ingediend. De klaagschriftprocedure kent namelijk niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).