Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beschikking van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in verband met verdenking van hennepteelt geconfronteerd werd met conservatoir beslag op haar auto, die in een leaseconstructie was verkregen. De rechtbank had geoordeeld dat de auto aan de klaagster toebehoorde, ondanks het feit dat de lessor, BMW Financial Services, in principe de eigenaar was totdat aan alle betalingsverplichtingen was voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van de rechtbank niet begrijpelijk was, gezien de leaseconstructie. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor herbehandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 maart 2019 werd de auto van de klaagster in beslag genomen omdat zij werd verdacht van het kweken van hennepplanten. De rechtbank had het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had onderbouwd waarom de auto aan de klaagster toebehoorde, gezien de leaseconstructie. De Hoge Raad benadrukte dat conservatoir beslag alleen kan worden gelegd op voorwerpen die toebehoren aan degene aan wie een geldboete kan worden opgelegd of aan wie wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen. De Hoge Raad concludeerde dat de beschikking van de rechtbank vernietigd moest worden en dat de zaak opnieuw behandeld moest worden.