ECLI:NL:RBZWB:2024:3751
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de rechtbank inzake belastingrecht en ontvankelijkheid bezwaar
Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 17 november 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond met betrekking tot de uitspraak op bezwaar en verklaarde zich onbevoegd voor de ambtshalve beslissing. De rechtbank heeft het verzet op 21 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als diens gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan.
De rechtbank concludeert dat het verzet gegrond is. Dit betekent dat de eerdere uitspraak niet in stand kan blijven en dat het onderzoek in de zaak hervat zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende betwist dat de naheffingsaanslag op of voor de datum van dagtekening is verzonden. De rechtbank oordeelt dat het aan de inspecteur is om aan te tonen wanneer de naheffingsaanslag is verzonden, en omdat de inspecteur nog niet heeft kunnen reageren op deze betwisting, is er aanleiding om het verzet gegrond te verklaren.
De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat de belanghebbende de stelling over de tijdige verzending van de naheffingsaanslag pas in verzet heeft ingebracht, terwijl dit eerder had gekund. De rechtbank heeft ook besloten om nog niet te beslissen op het verzoek om immateriële schadevergoeding, dit zal in een later stadium van de procedure worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.