ECLI:NL:RBZWB:2024:3750
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 17 november 2023. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat het bezwaar tegen een naheffingsaanslag niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het verzet op 21 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was.
De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De rechtbank concludeert dat het verzet gegrond is, omdat de belanghebbende betwist dat de naheffingsaanslag op of voor de datum van dagtekening is verzonden. De rechtbank oordeelt dat het aan de inspecteur is om aan te tonen wanneer de naheffingsaanslag is verzonden, en omdat de inspecteur nog niet op deze stelling heeft kunnen reageren, is er aanleiding om het verzet gegrond te verklaren.
De rechtbank heeft besloten dat de eerdere uitspraak niet in stand kan blijven en dat het onderzoek in de zaak hervat moet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding in de verzetprocedure, omdat de belanghebbende zijn stelling over de tijdige verzending van de naheffingsaanslag pas in verzet heeft ingebracht, terwijl hij daar eerder al de gelegenheid toe had.
Tot slot heeft de rechtbank in deze verzetprocedure nog niet beslist op het verzoek om immateriële schadevergoeding, dit verzoek zal in het vervolg van de procedure worden beoordeeld.