ECLI:NL:RBZWB:2024:3749
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2024 uitspraak gedaan op het verzet van [belanghebbende] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 10 november 2023, waarin het beroep van belanghebbende ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het verzet op 21 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was. De kern van het verzet betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was, en komt tot de conclusie dat het verzet gegrond is. Dit betekent dat de eerdere uitspraak niet in stand kan blijven en dat het onderzoek in de zaak hervat zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende betwist dat de naheffingsaanslag op of voor de datum van dagtekening is verzonden. De rechtbank oordeelt dat het aan de inspecteur is om aannemelijk te maken wanneer de naheffingsaanslag is verzonden, aangezien de belanghebbende deze stelling voor het eerst in verzet heeft ingenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding, omdat de belanghebbende eerder in de procedure de gelegenheid had om deze stelling in te nemen. De rechtbank heeft ook besloten om nog niet te beslissen op het verzoek om immateriële schadevergoeding, dit zal in een later stadium van de procedure worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.