ECLI:NL:RBZWB:2024:3748
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen eerdere uitspraken van de rechtbank inzake belastingrechtelijke beroepen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, enkelvoudige kamer, op 4 juni 2024, wordt het verzet van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de rechtbank van 17 november 2023 en 12 januari 2024 behandeld. De rechtbank had in die uitspraken de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft op 21 mei 2024 zijn verzet toegelicht. De rechtbank beoordeelt of de eerdere uitspraken terecht zijn gedaan en of er reden is om de verzetten gegrond te verklaren.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzetten gegrond zijn. Dit oordeel is gebaseerd op de betwisting door de belanghebbende van het tijdstip van verzending van de naheffingsaanslagen. De rechtbank stelt vast dat het aan de inspecteur is om aan te tonen wanneer de naheffingsaanslagen zijn verzonden. Aangezien de inspecteur nog niet heeft kunnen reageren op deze betwisting, ziet de rechtbank aanleiding om de eerdere uitspraken te vervallen en de onderzoeken in de zaken te hervatten.
De rechtbank wijst erop dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend voor de verzetprocedures, omdat de belanghebbende het tijdstip van verzending pas in verzet heeft betwist, terwijl dit eerder had gekund. De rechtbank zal in de vervolgprocedures nog beslissen op de verzoeken om immateriële schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).