Op 23 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij NV en twee gedaagden, die worden beschuldigd van onrechtmatige daad in de vorm van brandstichting. Nationale Nederlanden vordert een schadevergoeding van € 100.000,-, die zij heeft betaald aan haar verzekerden als gevolg van de brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden zich op 9 juli 2017 schuldig hebben gemaakt aan brandstichting, wat dwingend bewijs oplevert voor hun aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn voor de vordering niet is verstreken, omdat de gedaagden zich op verjaring hebben beroepen, maar de rechtbank concludeert dat de vordering van Nationale Nederlanden niet verjaard is. De rechtbank wijst de vordering van Nationale Nederlanden toe en veroordeelt de gedaagden hoofdelijk tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot verjaring en onrechtmatige daad.