ECLI:NL:RBZWB:2024:3633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/3585
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete na gebruik van geschorst kenteken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 mei 2023. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd over het tijdvak van 27 juli 2022 tot en met 6 december 2022, ter hoogte van € 809. Tevens is er een verzuimboete van € 809 opgelegd, die bij de uitspraak op bezwaar is verminderd tot € 80. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien belanghebbende op 27 september 2022 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst was. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende op onvoorziene omstandigheden af, omdat de verantwoordelijkheid voor het tijdig ontschorsen van het kenteken bij hem ligt. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft berekend en dat er geen reden is om de boete verder te verminderen, aangezien de inspecteur al rekening heeft gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag en de boete in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en openbaar gemaakt op 3 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] (Portugal), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 mei 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 27 juli 2022 tot en met 6 december 2022 van € 809 opgelegd.
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 809 opgelegd (de boetebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 mei 2023 de verzuimboete verminderd tot € 80 en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en, namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. Ook beoordeelt de rechtbank of de boetebeschikking, zoals die luidt na de uitspraak op bezwaar, niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag MRB terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd
.De rechtbank ziet geen aanleiding om de boetebeschikking verder te verminderen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. Belanghebbende is op 11 april 2022 geëmigreerd naar Portugal.
3.1.
Belanghebbende staat volgens de gegevens van het kentekenregister vanaf 21 september 2021 geregistreerd als houder van een motorrijtuig van het merk Lancia, met het [kenteken] (de auto). De geldigheid van het kenteken was geschorst van 27 juli 2022 tot en met 6 december 2022 en wederom vanaf 27 december 2022.
3.2.
Op 27 september 2022 omstreeks 13:36 uur is geconstateerd dat op de [straat] te [plaats 2] , met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg terwijl het kenteken van de auto op dat moment geschorst was. Naar aanleiding hiervan zijn de naheffingsaanslag en de boetbeschikking opgelegd.

Overwegingen

Is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht en niet te hoog vastgesteld?
4. Bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing [1] kan de motorrijtuigenbelasting worden nageheven. [2] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [3] Indien blijkt dat het motorrijtuig over (een gedeelte van) de tijdsduur van de vier tijdvakken niet op naam heeft gestaan van degene die het motorrijtuig houdt, of de belasting over de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre niet nageheven respectievelijk in zoverre verminderd. [4]
4.1.
Belanghebbende doet een beroep op onvoorziene omstandigheden. Hij probeert de auto al vanaf de datum van emigratie tevergeefs in te voeren in Portugal. Op 22 september 2022 moest hij, in verband met de gezondheidstoestand van zijn moeder, hals over kop naar Nederland reizen. Hij is daarbij vergeten het kenteken te ontschorsen. Hij wijst er daarbij op dat hij de auto wel heeft ontschorst voordat hij op 7 december 2022 opnieuw naar Nederland is gereden om de begrafenis bij te wonen. Belanghebbende meent dat hij onredelijk zwaar wordt bestraft. Belanghebbende verzoekt de rechtbank om toepassing van de menselijke maat en om rekening te houden met zijn financiële omstandigheden.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat op 27 september 2022 met de auto, terwijl voor het kenteken van de auto een schorsing gold, gebruik is gemaakt van de openbare weg. De naheffingsaanslag is daarom als uitgangspunt terecht aan belanghebbende opgelegd. De omstandigheid dat belanghebbende is vergeten het kenteken te ontschorsen, is een omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende en met name het begunstigende karakter van de schorsingsregeling, voor zijn rekening en risico komt.
Het gegeven dat hij het kenteken bij zijn tweede reis naar Nederland wel tijdig heeft ontschorst maakt dat oordeel niet anders.
4.3.
Belanghebbende doet een beroep op de menselijke maat die volgens hem bij het opleggen van de sanctie ontbreekt, gelet op de bijzondere omstandigheden en stelt in dat kader dat hij slechts twee weken gebruik heeft gemaakt van de weg.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het betoog van belanghebbende hem niet baten. De rechtbank stelt voorop dat de naheffingsaanslag, anders dan belanghebbende stelt, geen sanctie vormt voor het niet tijdig ontschorsen, maar een naheffing van de verschuldigde belasting. De naheffingsaanslag mag conform de geldende wetgeving worden berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag berekend over een kortere periode, namelijk van 27 juli 2022 tot en met 6 december 2022. Voor het bepalen van het bedrag van de naheffingsaanslag is niet van belang of gedurende een gedeelte van die periode met de auto geen gebruik van de weg is gemaakt. [5] De rechtbank begrijpt dat belanghebbende vindt dat strikte toepassing van de wet in zijn situatie onredelijk uitwerkt. De rechtbank is echter niet bevoegd op grond van redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten. [6] Ook is geen sprake van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. De wettelijke regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat de inspecteur (mogelijk) in bewijsnood verkeert bij de vraag wanneer met de auto voor het eerst in strijd met de schorsingsvoorwaarden gebruik is gemaakt van de weg. Of daadwerkelijk sprake is van bewijsnood is niet van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om geen uitzonderingen op eerdergenoemde berekeningsmethode in de wet op te nemen. Dit betekent dat de rechtbank het beroep van belanghebbende op toepassing van de menselijke maat moet afwijzen. Nu de inspecteur de naheffingsaanslag overeenkomstig de wettelijke regeling heeft berekend, is de naheffingsaanslag naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld.
Is de verzuimboete te hoog vastgesteld?
4.5.
Als een belastingplichtige de verschuldigde belasting in geval van gebruik van de weg met een motorrijtuig met geschorst kenteken niet heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van maximaal € 5.514. [7]
4.6.
Nu, zoals hiervoor is geoordeeld, terecht een naheffingsaanslag MRB aan belanghebbende is opgelegd, is dus ook sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 67c AWR. Dat betekent dat de verzuimboete als uitgangspunt terecht aan belanghebbende is opgelegd. De mate van verwijtbaarheid speelt bij het opleggen van de verzuimboete geen rol, tenzij er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt. Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen. [8]
4.7.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Naar het oordeel van de rechtbank betekent de situatie (zie 4.1) waarin belanghebbende verkeerde niet dat belanghebbende alles heeft gedaan om te voorkomen dat het beboetbare feit zou worden begaan. Daarom is geen sprake van avas.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is de boete, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, ook passend en geboden. De inspecteur heeft door de boete te verminderen tot 10% van de nageheven belasting (€ 80) naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de (financiële) omstandigheden van belanghebbende. De rechtbank ziet in het betoog van belanghebbende geen aanleiding om de boete verder te verminderen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de boete, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 3 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet.
2.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
3.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
4.Artikel 35, derde en vijfde lid, van de Wet MRB.
5.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
6.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.
7.Artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
8.Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:844.