ECLI:NL:RBZWB:2024:3613
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toekenning van kostenvergoeding in bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 11 november 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die deze aanslag in bezwaar had aangevochten. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag niet is vernietigd wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, en dat de kostenvergoeding voor de bezwaarfase terecht is afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende voor het betreffende kenteken geen parkeerbelasting had voldaan. In bezwaar heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag vernietigd, maar dit was gebaseerd op een vormfout van belanghebbende, namelijk het indienen van een onjuist kenteken. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om een kostenvergoeding toe te kennen, omdat de vernietiging van de naheffingsaanslag niet te wijten was aan een onrechtmatigheid van de heffingsambtenaar.
Belanghebbende voerde aan dat de verordening parkeerbelastingen Goes 2022 geen grondslag bood voor de naheffingsaanslag, omdat de maximale hoogte van de kosten voor naheffing niet tijdig was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet slagen, omdat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft vernietigd op basis van de vormfout van belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase en het griffierecht niet terugkrijgt.