ECLI:NL:RBZWB:2024:3613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
BRE 22/5421
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toekenning van kostenvergoeding in bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 11 november 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die deze aanslag in bezwaar had aangevochten. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag niet is vernietigd wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, en dat de kostenvergoeding voor de bezwaarfase terecht is afgewezen.

De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende voor het betreffende kenteken geen parkeerbelasting had voldaan. In bezwaar heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag vernietigd, maar dit was gebaseerd op een vormfout van belanghebbende, namelijk het indienen van een onjuist kenteken. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om een kostenvergoeding toe te kennen, omdat de vernietiging van de naheffingsaanslag niet te wijten was aan een onrechtmatigheid van de heffingsambtenaar.

Belanghebbende voerde aan dat de verordening parkeerbelastingen Goes 2022 geen grondslag bood voor de naheffingsaanslag, omdat de maximale hoogte van de kosten voor naheffing niet tijdig was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet slagen, omdat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft vernietigd op basis van de vormfout van belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase en het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5421

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Goes, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 november 2022. In die uitspraak heeft de heffingsambtenaar de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd en het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.
1.1.
Belanghebbende heeft tegen die beslissing beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar aan belanghebbende terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend. Daarbij is in het bijzonder in geschil of de naheffingsaanslag is vernietigd wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag in bezwaar niet is vernietigd wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. De heffingsambtenaar heeft daarom terecht het kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.
2.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. De auto van belanghebbende met [kenteken 1] stond op 16 juli 2022 omstreeks 14.20 uur geparkeerd aan de Marconistraat te Goes.
3.1.
Omdat tijdens een controle op deze datum en tijd door parkeercontroleurs is geconstateerd dat voor dit kenteken geen parkeerbelasting was voldaan, heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende van € 67, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 0,50 en € 66,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.
3.2.
In bezwaar heeft belanghebbende een screenshot overgelegd waarop is te zien dat op zaterdag 16 juli 2022 voor de periode van 13.01 uur tot 14.48 uur een voertuig met [kenteken 2] was aangemeld voor een parkeeractie in de zone waaronder de Marconistraat valt. Voor die parkeeractie is € 0,89 aan parkeerbelasting in rekening gebracht.
3.3.
De heffingsambtenaar heeft in bezwaar de naheffingsaanslag vernietigd. Die vernietiging heeft hij in de uitspraak op bezwaar als volgt gemotiveerd:
“Ik vind dat u met het screenshot voldoende aannemelijk hebt gemaakt dat betrokkene op genoemde datum wel aan de belastingplicht heeft voldaan.
Deze (onnodige) naheffingsaanslag had voorkomen kunnen worden wanneer de heer [belanghebbende] iets zorgvuldiger was geweest bij het doen van aangifte. Achteraf moet worden vastgesteld dat deze naheffingsaanslag alleen is opgelegd omdat hij een onjuist kenteken bij Parkmobile had aangemeld. Omdat betrokkene echter wel aan de belastingplicht heeft voldaan maar daarbij alleen een vormfout heeft gemaakt heb ik het bezwaar tegen de naheffingsaanslag gegrond verklaard. En dat houdt in dat deze naheffing wordt ingetrokken.”
Ten aanzien van het argument van belanghebbende dat de kosten van de naheffing onjuist zijn heeft de heffingsambtenaar verder in de uitspraak op bezwaar overwogen:
“In mijn optiek behoeft de overschrijding van de in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen vastgestelde datum geen rechtsgevolgen te hebben voor de hoogte van het tarief van de naheffingsaanslagen die in het jaar 2022 in Goes worden opgelegd. Een discussie over de hoogte van deze naheffingsaanslag die toch al is/wordt ingetrokken lijkt mij overigens niet relevant.”
3.4.
Verder heeft de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar het verzoek om toekenning van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen, omdat volgens hem het opleggen van de naheffingsaanslag uitsluitend te wijten is aan onrechtmatig dan wel onzorgvuldig handelen door belanghebbende.

Motivering

Belang bij de naheffingsaanslag?
4. De rechtbank stelt voorop dat de heffingsambtenaar in bezwaar de naheffingsaanslag heeft vernietigd. Dit betekent dat deze beroepszaak belanghebbende niet in een gunstiger positie kan brengen ten aanzien van de naheffingsaanslag. Er valt immers niets meer te verminderen. Anders dan belanghebbende verzoekt, kan de rechtbank niet zelf nogmaals de naheffingsaanslag vernietigen.
Kostenvergoeding voor bezwaar?
4.1.
Op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4.2.
In dit geval heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd omdat belanghebbende voor het betreffende kenteken van de auto waarmee geparkeerd was geen parkeerbelasting had voldaan. In bezwaar heeft de heffingsambtenaar in het feit dat belanghebbende een onjuist kenteken voor de parkeeractie had aangemeld, aanleiding gezien de naheffingsaanslag te vernietigen. De naheffingsaanslag is dus vernietigd wegens een omstandigheid die niet aan een onrechtmatigheid van de heffingsambtenaar te wijten is [1] . De heffingsambtenaar was daarom ook niet gehouden om in verband met de vernietiging van de naheffingsaanslag op die grond een kostenvergoeding voor de bezwaarfase aan belanghebbende toe te kennen.
4.3.
Belanghebbende voert aan dat er nog een andere reden was waarom de naheffingsaanslag parkeerbelasting aan hem ten onrechte was opgelegd. Volgens hem bood de Verordening parkeerbelastingen Goes 2022 geen grondslag voor het opleggen van de naheffingsaanslag. De maximale hoogte van de kosten voor naheffing was namelijk niet voor 1 september van dat jaar bekend gemaakt in de Staatscourant, terwijl dat op grond van artikel 3, lid 2, Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen wel was vereist, aldus belanghebbende. Dat maakt dat de vernietiging van de naheffingsaanslag aan de heffingsambtenaar te wijten is, en daarom de kosten in bezwaar voor vergoeding in aanmerking hadden moeten komen, aldus belanghebbende.
4.4.
De heffingsambtenaar betwist dat aan de vernietiging van de naheffingsaanslag deze grond van belanghebbende (ook) ten grondslag lag dan wel moest liggen. De overschrijding van de in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen vastgestelde datum heeft namelijk geen rechtsgevolgen voor de hoogte van het tarief van de naheffingsaanslagen die in het jaar 2022 in Goes worden opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak op bezwaar is beslist dat de naheffingsaanslag blijkens de uitspraak op bezwaar uitsluitend is vernietigd wegens de vormfout van belanghebbende (zie 3.3). Voor zover belanghebbende betoogt dat aan de vernietiging ook zijn voornoemde grond ten grondslag lag, kan dat betoog niet slagen.
4.6.
De rechtbank begrijpt de stelling van belanghebbende verder zo dat er volgens hem nog een andere grond was waarop de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ook had moeten vernietigen en dat die die grond wel leidt tot het oordeel dat het vernietigen van die naheffingsaanslag aan de heffingsambtenaar is te wijten.
4.7.
De rechtbank is echter van oordeel dat dat betoog niet slaagt. Het in rekening brengen van kosten overeenkomstig het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ruim voor 1 januari 2022 [2] vastgestelde bedrag is namelijk niet in strijd met de wettelijke bepalingen. De bekendmakingsdatum in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (vóór 1 september) is niet bedoeld als een fatale datum die bij overschrijding leidt tot onverbindendheid van de bepaling van het kostenbedrag in de gemeentelijke verordening. [3] In de Verordening parkeerbelastingen Goes 2022 is in de bijbehorende tarieventabel opgenomen dat de kosten van de naheffingsaanslag € 66,50 bedragen, het wettelijk maximum. Dat betekent dat de door belanghebbende aangevoerde grond dus niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag kon leiden. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag niet ook op die grond moeten vernietigen, zodat ook deze grond niet tot het door belanghebbende bepleite resultaat kan leiden.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten in beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 3 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad van 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3226.
2.zie Regeling van 3 september 2021, Stcrt. 2021, 40592.
3.Het artikellid beoogt de gemeenteraad in staat te stellen tijdig het bedrag voor de kosten van een naheffingsaanslag zoals bedoeld in artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet vast te stellen. De bekendmakingsdatum beoogt in zoverre dan ook niet de belangen van belanghebbenden te beschermen. (zie Hof Amsterdam 16 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:268, overweging 5.7)