ECLI:NL:RBZWB:2024:3556
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de terugvordering van een bedrijfskapitaal dat hem was verleend op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden had op 28 februari 2022 besloten om het aan eiser verstrekte bedrijfskapitaal, inclusief niet-betaalde rente, terug te vorderen. Eiser ging hiertegen in bezwaar, maar het dagelijks bestuur handhaafde zijn besluit op 22 september 2022. De rechtbank behandelde de zaak op 6 oktober 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur. Na de zitting diende eiser aanvullende stukken in, waaruit bleek dat hij slechts beperkte draagkracht had over 2019. Het dagelijks bestuur besloot daarop de Bbz-lening renteloos te stellen per 1 januari 2015 en de restantvordering buiten invordering te stellen, wat betekende dat eiser een bedrag aan reeds betaalde rente zou terugkrijgen.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, omdat hij zich kon vinden in het buiten invordering stellen van de lening en de terugbetaling van de rente. Eiser verzocht echter om een proceskostenveroordeling van het dagelijks bestuur. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het dagelijks bestuur aan eiser was tegemoetgekomen, er geen aanleiding was om het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten. Dit was te wijten aan het feit dat de noodzaak om beroep in te stellen grotendeels aan de handelwijze van eiser zelf te wijten was, aangezien hij pas in beroep de benodigde informatie had aangeleverd. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af.