ECLI:NL:RBZWB:2024:3525
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en doorbelasting kosten aansprakelijkheidsverzekering in bestuursrechtelijke context
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Het geschil betreft de vraag of belanghebbende, een topklinisch ziekenhuis, teveel omzetbelasting heeft voldaan over de doorbelasting van een deel van de jaarlijkse verzekeringspremie voor de aansprakelijkheidsverzekering aan de Stafmaatschap. Belanghebbende had aangifte gedaan over het tijdvak juni 2020 en had een bedrag van € 51.156 aan omzetbelasting voldaan, waartegen bezwaar werd gemaakt. De inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende beroep instelde voor een teruggaaf van € 42.885.
De rechtbank oordeelt dat de doorbelasting van de WA-premie niet belast is met omzetbelasting. De inspecteur stelde dat de doorbelasting een vergoeding vormde voor een prestatie van belanghebbende aan de Stafmaatschap, maar de rechtbank concludeert dat deze vrijwaringsdienst door de verzekeraar wordt verleend en niet door belanghebbende. Hierdoor is er geen grond voor het heffen van omzetbelasting op de doorbelasting. De rechtbank wijst erop dat, zelfs als er sprake zou zijn van een belastbare dienst, deze vrijgesteld zou zijn van omzetbelasting op basis van de verzekeringsvrijstelling.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en verleent een teruggaaf van € 42.885 aan belanghebbende. Tevens moet de inspecteur het griffierecht vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 1.750 betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.