ECLI:NL:RBZWB:2024:3411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10894278 _ MB VERZ 24-52
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 18 oktober 2022. Betrokkene had aangevoerd dat hij zijn auto slechts kort had geparkeerd om boodschappen in en uit te laden en dat het voertuig op VvE-grond stond, wat volgens hem niet onder de Wegenverkeerswet viel. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, maar betrokkene ging in beroep bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van laden en lossen, maar van foutief parkeren. De kantonrechter oordeelde echter ook dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden door betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en matigde de boete met 25% vanwege de schending van de hoorplicht. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door griffier mr. S.E. van Wijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10894278 \ MB VERZ 24-52
CJIB-nummer : 6062 5422 5319 9137
uitspraakdatum : 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres 1]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 18 oktober 2022 op de [adres 2] .
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de auto even voor zijn deur had staan om grote boodschappen uit te laden en spullen in te laden. Zijn auto heeft er nog geen half uur gestaan. Het voertuig stond niet op het voetpad of openbare weg, maar op VvE grond van het appartementencomplex. Hij stelt niet te zijn aangesproken of staandegehouden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is op VvE grond geparkeerd, maar iedereen kan van deze grond gebruik maken. Om deze reden is de Wegenverkeerswet wel van toepassing. De beschikking is daarom terecht opgelegd. Betrokkene is niet staandegehouden aangezien verbalisanten geen bestuurder zagen. Het beroep dient gedeeltelijke gegrond verklaard te worden aangezien de hoorplicht is geschonden. De boete dient daarom te worden gematigd met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Onder laden en lossen moet volgens vaste rechtspraak worden verstaan: het
onmiddellijknadat het voertuig tot stilstand is gebracht
bij voortduringin- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is.
De verbalisant heeft geen activiteiten waargenomen.
Hieruit volgt dat geen sprake is van laden en lossen, maar van (foutief) parkeren.
Daarnaast is het niet relevant dat het voertuig op grond van de VvE stond. Dit is nog steeds aan te merken als een voor het verkeer openstaande weg, omdat deze niet is afgebakend of afgesloten (ECLI:NL:GHARL:2021:2637).
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: