ECLI:NL:RBZWB:2024:3387

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10470716 _ MB VERZ 23-540
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets op 28 december 2021. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 23 april 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde, mr. I.N.D.J. Rissema, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond en dat de betrokkene de gedraging heeft erkend. De kantonrechter heeft echter ook overwogen dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, aangezien de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar heeft geduurd. De boete, die oorspronkelijk was opgelegd op 17 februari 2022, is met negen weken overschreden. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen.

De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, waarbij de boete is gematigd tot € 277,50, plus € 9,- aan administratiekosten. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het terugbetalen van € 92,50 aan de betrokkene, dat te veel als zekerheid was betaald. Ook is er een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan de betrokkene voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10470716 \ MB VERZ 23-540
CJIB-nummer: 5062 5422 4740 6641
uitspraakdatum: 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden op 28 december 2021 bij het RDW Veendam.
Namens de betrokkene heeft de gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren wegens een schending van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent ook de gedraging te hebben verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 17 februari 2022 en is de redelijke termijn dus met negen weken overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 277,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 92,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: