ECLI:NL:RBZWB:2024:3367
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- J. de Beer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen tot afgifte en toevertrouwing van minderjarigen in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De vrouw vorderde in conventie de afgifte en toevertrouwing van de kinderen aan haar, terwijl de man in reconventie een omgangsregeling vroeg. De vrouw stelde dat de man de kinderen zonder haar toestemming naar Nederland had gebracht en dat er zorgen waren over de veiligheid van de kinderen bij de man. De man betwistte de vorderingen van de vrouw en voerde aan dat zij de verkeerde rechtsingang had gekozen, aangezien zij een voorlopige voorzieningenprocedure had moeten starten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat zij niet de juiste procedure had gevolgd. De vorderingen van de man in reconventie werden afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vrouw de weg van de voorlopige voorzieningen had moeten kiezen, gezien de aanstaande echtscheidingsprocedure. De uitspraak werd gedaan in het belang van de minderjarigen, waarbij de rechter ook de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging nam. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.