In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 24 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, maar dat dit niet leidt tot een recht op vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase, omdat de naheffingsaanslag ambtshalve is vernietigd en het door belanghebbende betaalde bedrag reeds is teruggestort. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.