ECLI:NL:RBZWB:2024:3336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23/1883
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag naar proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 24 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, maar dat dit niet leidt tot een recht op vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase, omdat de naheffingsaanslag ambtshalve is vernietigd en het door belanghebbende betaalde bedrag reeds is teruggestort. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde [naam 1] van [B.V.] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 februari 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en de naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd omdat belanghebbende wel parkeerbelasting had betaald.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen [naam 2] , namens de heffingsambtenaar.
1.5.
Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 maart 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [adres] te [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 21 maart 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op dat adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Feiten

2. De auto met [kenteken] , een camper, stond op 2 augustus 2022 omstreeks 14:07 uur geparkeerd aan de Zwartepolderweg te Cadzand. Tijdens een controle op deze datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting voor dat kenteken was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 67,50 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,00 en € 66,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift bevestigd ten onrechte het bezwaarschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk te hebben verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en heeft belanghebbende geen recht op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Gronden belanghebbende
5. Belanghebbende voert aan dat weliswaar de naheffingsaanslag vernietigd is, maar dat er aan het horen van belanghebbende niet voorbij had mogen worden gegaan. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag had vastgesteld kunnen worden dat belanghebbende parkeerbelasting had voldaan, zij het met vermelding van het kenteken van een nadere auto van belanghebbende. Doordat er sprake is van een onrechtmatigheid aan de zijde van de heffingsambtenaar, dienen er proceskosten te worden vergoed.
Gronden heffingsambtenaar
6. De heffingsambtenaar bepleit dat belanghebbende door het niet-horen niet benadeeld is omdat de aanslag ambtshalve verminderd is tot nihil. Het door belanghebbende betaalde bedrag van € 67,50 is reeds teruggestort, waardoor het geschil enkel nog gaat over de in bezwaar gemaakte kosten. Belanghebbende heeft niet op de voorgeschreven wijze aangifte gedaan en als gevolg daarvan is een naheffingsaanslag opgelegd. Hierdoor kan echter niet worden gezegd dat het herroepen van de naheffingsaanslag aan de heffingsambtenaar te wijten is. Doordat het herroepen van het besluit niet is gedaan wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, is er geen grond voor vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten.
Is er sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid bij het opleggen van de naheffingsaanslag?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende bij het parkeren een onjuist kenteken heeft ingevoerd en dus niet op de voorgeschreven wijze aangifte van parkeerbelasting heeft gedaan. Als gevolg daarvan heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag opgelegd. Het na kennisneming van de omstandigheden herroepen van de naheffingsaanslag is dan ook niet aan de heffingsambtenaar te wijten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [1]
Is er sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid door belanghebbende niet te horen in de bezwaarfase?
8. De heffingsambtenaar is (ambtshalve) volledig aan het bezwaar tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder e, van de Awb en daarom kon de heffingsambtenaar afzien van het horen en is er geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook geen recht op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase (het horen heeft ook niet plaatsgevonden).

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding voor proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 24 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.zie Hoge Raad 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3226