In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 24 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 68,50, bestaande uit € 2,00 aan belasting en € 66,50 aan kosten. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op 12 mei 2022 om 14:04 uur geparkeerd aan de Oostsingel te Goes, maar had geen parkeerbelasting voldaan. De rechtbank oordeelt dat de latere betaling via een parkeerapp om 14:07 uur niet voldoet aan de verplichting om de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren te voldoen. De rechtbank wijst erop dat de locatie waar de auto geparkeerd stond, door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als een plek waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
Belanghebbende voerde aan dat de verhoging van het maximum bedrag aan kosten niet correct was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het in rekening brengen van kosten in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de naheffingsaanslag en de kosten terecht zijn opgelegd. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.