ECLI:NL:RBZWB:2024:331
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger inzake betalingskorting inkomstenbelasting
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger had aan belanghebbende een betalingskorting van € 445 toegekend bij de betaling van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020, waarbij het te betalen bedrag € 42.821 bedroeg. Belanghebbende stelde dat hij recht had op een hogere betalingskorting van 4% van het bedrag op de aanslag, wat neerkwam op € 1.713, en claimde een aanvullende betalingskorting van € 1.268. De rechtbank oordeelt dat de aan belanghebbende toegekende betalingskorting niet te laag is vastgesteld en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. De rechtbank concludeert dat de ontvanger de betalingskorting overeenkomstig de wettelijke bepalingen heeft berekend en dat er geen schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft plaatsgevonden. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, waardoor de betalingskorting van € 445 in stand blijft en er geen griffierecht of proceskostenvergoeding wordt toegekend.