In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag en de belastingaanslag voor de jaren 2017 en 2018 beoordeeld. De rechtbank behandelt de navorderingsaanslag 2017, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, die een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.549 vaststelde. De inspecteur had ook belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur over 2017 mag navorderen, omdat er sprake is van een kenbare fout. Belanghebbende had in 2017 en 2018 geen recht op aftrek wegens elders belast loon, omdat hij niet aan de voorwaarden voldeed, zoals het aantal dagen dat hij op Cyprus verbleef en het betalen van belasting daar.
Daarnaast wordt de bijtelling voor privégebruik van een auto die door de vennootschap aan belanghebbende ter beschikking is gesteld, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de bijtelling van € 23.876 terecht is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij de auto voor minder dan 500 kilometer privé heeft gebruikt. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van 15 december 2022 met betrekking tot de aanslag 2018 en vermindert deze naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.277. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.