In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de ISD Brabantse Wal, dat haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht heeft afgewezen. De aanvraag betrof een bedrag van € 630,- voor rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure en € 686,- voor griffierecht. De ISD heeft de aanvraag afgewezen op basis van de draagkracht van eiseres, die volgens hen voldoende was om de kosten zelf te dekken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 2 mei 2023 handhaafde de afwijzing. Tijdens de zitting op 20 maart 2024 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Participatiewet en de Beleidsregels bijzondere bijstand 2021. De rechtbank concludeert dat de ISD terecht heeft geoordeeld dat eiseres en haar ex-partner als een gezin moeten worden beschouwd, waardoor hun gezamenlijke inkomen in de draagkrachtberekening is meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD de draagkracht van eiseres correct heeft berekend en dat er geen sprake is van een schending van het evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft niet aangetoond dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van de wet.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2024 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.