In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 17 februari 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 22 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van negen weken als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Belastingdienst het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.