ECLI:NL:RBZWB:2024:3129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
BRE 22/5359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 462.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende heeft het bezwaar tegen deze waardevaststelling ongegrond verklaard en heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 mei 2024 heeft de belanghebbende aangegeven akkoord te gaan met de vastgestelde WOZ-waarde, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart.

Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden met ongeveer twee maanden. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 50 per half jaar overschrijding, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 50. De rechtbank wijst erop dat de overschrijding van de redelijke termijn voornamelijk aan de bezwaarfase kan worden toegerekend, die op 27 oktober 2022 is geëindigd.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, de WOZ-waarde en de aanslagen gehandhaafd blijven, en dat de heffingsambtenaar de belanghebbende moet vergoeden voor de immateriële schade, proceskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: ir. [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van SaBeWa (gemeente Terneuzen), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 oktober 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 462.000 (de WOZ-waarde). Met deze waardevaststelling zijn aan belanghebbende ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen eigenaren, rioolheffing eigenaar en watersysteemheffing gebouwd van de gemeente Terneuzen voor het jaar 2022 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens de heffingsambtenaar deelgenomen: mr. B. de Smit. De gemachtigde en belanghebbende zijn met kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Belanghebbende heeft bij brief van 22 april 2024 aangegeven zich te vinden in de bij het verweerschrift gegeven onderbouwing van de vastgestelde WOZ-waarde van € 462.000. Belanghebbende gaat akkoord met die waarde. De rechtbank ziet geen reden om belanghebbende daar niet in te volgen. Het beroep wordt om deze reden ongegrond verklaard.
2.1.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt als regel een periode van twee jaar.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 24 februari 2022. De rechtbank stelt vast dat het geschil over de hoofdzaak (de WOZ-waarde) op 22 april 2024 is geëindigd, nu belanghebbende op die datum te kennen heeft gegevens akkoord te gaan met de vastgestelde WOZ-waarde van de woning van € 462.000. Daarmee is ook de redelijke termijn voor afhandeling van het bezwaar en beroep geëindigd. [1] Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond 2 maanden.
2.3.
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in gevallen waar sprake is van een waardebepaling in het kader van de Wet WOZ, dan wel van aanslagen opgelegd door een heffingsambtenaar ziet de rechtbank aanleiding de omvang van deze vergoeding te bepalen op € 50 per (gedeelte van een) half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Daarbij acht de rechtbank bepalend dat het financiële belang in de regel minder is dan een bedrag van € 500 en de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook recht op een schadevergoeding van € 50.
2.4.
De bezwaarfase is geëindigd op 27 oktober 2022. De bezwaarfase heeft afgerond 9 maanden geduurd, waarmee de redelijke termijn voor de bezwaarfase met 3 maanden is overschreden. Dit betekent dat de termijnoverschrijding in zijn geheel wordt toegerekend aan de bezwaarfase. Dit brengt mee dat het gehele bedrag voor rekening komt van de heffingsambtenaar.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslagen gehandhaafd blijven. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen.
3.1.
Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het verzoek om immateriële schade met een waarde van € 875 en de wegingsfactor 0,25. [2] Deze vergoeding moet door de heffingsambtenaar worden betaald (zie ook 2.4).
3.2.
Ook moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
3.3.
Het griffierecht, de proceskostenvergoeding en de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn moeten rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 50;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan belanghebbende;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 13 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128.
2.HR 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
3.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ