In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 462.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende heeft het bezwaar tegen deze waardevaststelling ongegrond verklaard en heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 mei 2024 heeft de belanghebbende aangegeven akkoord te gaan met de vastgestelde WOZ-waarde, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart.
Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden met ongeveer twee maanden. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 50 per half jaar overschrijding, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 50. De rechtbank wijst erop dat de overschrijding van de redelijke termijn voornamelijk aan de bezwaarfase kan worden toegerekend, die op 27 oktober 2022 is geëindigd.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, de WOZ-waarde en de aanslagen gehandhaafd blijven, en dat de heffingsambtenaar de belanghebbende moet vergoeden voor de immateriële schade, proceskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.