In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een afwijzende beschikking van 16 november 2022 en een definitieve beschikking van 5 juli 2023. De rechtbank constateert dat de Belastingdienst op 6 maart 2024 alsnog op het bezwaar tegen de beschikking van 16 november 2022 heeft beslist, waardoor het beroep op dat punt niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen de afwijzing van de kinderopvangtoeslag gegrond is, omdat de Belastingdienst niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken heeft beslist. Eiseres had de Belastingdienst op 22 januari 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank legt de Belastingdienst een termijn van zes weken op om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank wijst erop dat de gemaakte proceskosten enkel betrekking hebben op de vraag of de beslistermijn is overschreden, en dat er geen aanleiding is om een lagere wegingsfactor toe te passen voor de proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.