In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 10 februari 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 16 februari 2024 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, conform artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat in bijzondere gevallen een langere termijn kan worden gegeven, en in dit geval wordt een termijn van acht weken als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld. De rechtbank legt ook een dwangsom op aan de Dienst Toeslagen, die moet worden betaald vanaf het moment dat de eerste termijn voor het nemen van een vooraankondiging wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast stelt de rechtbank de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 19 februari 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 437,50, en het griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.