ECLI:NL:RBZWB:2024:3050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/10555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, die een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser had eerder een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze was per 1 december 2022 ingetrokken wegens het niet voldoen aan de medewerkingsverplichting. Eiser diende op 5 april 2023 een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen op 31 mei 2023. Eiser maakte bezwaar, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank behandelde de zaak op 5 april 2024 en concludeerde dat eiser onvoldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie en verblijf in het buitenland, waardoor het college niet kon vaststellen of hij recht had op bijstand. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht had voldaan, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser stelde dat hij altijd had meegewerkt en dat zijn situatie niet was veranderd, maar de rechtbank volgde het college in zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de kostenvergoedingen af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10555 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college), verweerder,
(gemachtigde: E. Perçin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet.
Met het besluit van 31 mei 2023 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 19 september 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiser ontving een bijstandsuitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud naar de norm voor gehuwden. Met het besluit van
27 december 2022 heeft het college deze bijstandsuitkering ingetrokken per
1 december 2022 wegens het niet voldoen aan de medewerkingsverplichting van artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet.
2.1.
Eiser heeft op 5 april 2023 opnieuw een aanvraag ingediend voor een uitkering naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Participatiewet.
Met een brief van 6 april 2023 heeft het college eiser uitgenodigd voor een persoonlijk intakegesprek en hem om bewijsstukken gevraagd.
Met een brief van 3 mei 2023 heeft het college eiser een termijn geboden om uiterlijk
17 mei 2023 ontbrekende (financiële) gegevens te overleggen. Hierop heeft eiser een aantal stukken overgelegd.
Met een brief van 22 mei 2023 heeft het college aan eiser nogmaals een termijn geboden om uiterlijk 29 mei 2023 ontbrekende (financiële) gegevens te overleggen. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
2.2.
Met het primaire besluit heeft het college eisers aanvraag afgewezen. Volgens het college heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden, omdat hij ondanks herhaalde verzoeken heeft nagelaten gegevens te overleggen. Het gaat daarbij om een sluitende verifieerbare gokadministratie en objectief verifieerbare (bewijs)stukken waaruit reden/doel van de door eiser vanaf 5 januari 2023 ontvangen stortingen van derden op zijn bankrekening blijkt. Omdat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, kan het college niet vaststellen of eiser in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
2.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Tevens heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek om voorlopige voorziening is bij uitspraak van 6 juli 2023 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen [1] .
2.4.
Het college heeft aan eiser bijzondere bijstand verleend voor de kosten van de eerste maand huur en borg van een nieuwe woning. Tevens heeft eiser op 7 juni 2023 opnieuw een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft naar aanleiding van deze aanvraag aan eiser alsnog een bijstandsuitkering verstrekt per 7 juni 2023.

Bestreden besluit

2.5.
Met het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag van 5 april 2023 voor een bijstandsuitkering ongegrond verklaard.
Het college heeft overwogen dat eisers recht op een uitkering niet kan worden vastgesteld. Over de periode 2 december 2022 tot 7 juni 2023 was er sprake van grote bedragen die op eisers rekening werden gestort en waren er meerdere perioden van verblijf in het buitenland, onder andere op een moment dat een intakegesprek plaats zou moeten plaatsvinden. Verder wenst eiser geen inlichtingen te geven over de bedragen die hij op zijn rekening heeft ontvangen. In de omstandigheid dat het college aan eiser bijzondere bijstand en per
7 juni 2023 algemene bijstand heeft toegekend, ziet het college geen aanleiding om tot een ander besluit te komen.

Beroepsgronden

3. Eiser is van mening dat hij vanaf datum melding op 5 april 2023 recht heeft op een bijstandsuitkering. Eiser geeft aan dat hij altijd heeft meegewerkt met het college en hij nooit over te veel inkomen of vermogen heeft beschikt. Eiser heeft enkele eenmalige stortingen ontvangen, maar dit was nooit meer dan de bijstandsgrens. Daarnaast stelt eiser dat hij (mondeling) uitleg heeft gegeven over de stortingen en dat hij niet in staat is meer uitleg te geven, nu hij niet iedereen die geld naar hem heeft overgemaakt nog kan bereiken. Eiser stelt dan ook dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Verder voert eiser aan dat het college aan hem bijzondere bijstand en per 7 juni 2023 een bijstandsuitkering heeft verstrekt, terwijl zijn financiële situatie niet is veranderd ten opzichte van april 2023.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden eisers aanvraag van 5 april 2023 om een bijstandsuitkering heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5.1.
De te beoordelen periode in deze zaak loopt vanaf de datum melding op 5 april 2023 tot en met 31 mei 2023 (datum van het primaire besluit).
5.2.
Het college heeft ter zitting bevestigd dat aan het bestreden besluit niet ten grondslag ligt dat eiser geen sluitende verifieerbare gokadministratie heeft overgelegd. Volgens het college heeft eiser zowel de inlichtingen- als de medewerkingsverplichting geschonden, omdat hij desgevraagd onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt en geen (nader) bewijs heeft overgelegd over de herkomst en het doel van de bedragen die op zijn rekening zijn gestort, en evenmin over zijn verblijf in het buitenland, waardoor zijn recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Inlichtingen-/medewerkingsverplichting
6. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet iemand die bijstand aanvraagt aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn financiële situatie. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien een aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [2]
6.1
Eiser heeft blijkens de door hem overgelegde bankafschriften in de periode van
7 februari 2023 tot en met 19 april 2023 een fors bedrag aan stortingen ontvangen (in totaal € 7.745,-). De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat eiser, ondanks meerdere verzoeken van het college daartoe, onvoldoende nadere inlichtingen heeft gegeven over deze stortingen, die als middelen zijn aan te merken. Mondeling en in zijn brief van 22 mei 2023 heeft eiser slechts over een aantal stortingen een summiere verklaring gegeven. Eiser heeft evenmin objectief verifieerbare bewijsstukken overgelegd waaruit de herkomst of reden/doel van de door hem ontvangen stortingen blijkt. Dat er deels sprake zou zijn van een lening (voor levensonderhoud), is bij gebrek aan nadere onderbouwing niet vast te stellen. Daarnaast heeft eiser geen inlichtingen verstrekt over zijn verblijf in het buitenland.
6.2.
De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en omtrent zijn verblijf in het buitenland. Het college kon hierdoor in de periode in geding niet vaststellen of en zo ja, in hoeverre, eiser in bijstandbehoevende omstandigheden heeft verkeerd en recht zou hebben op een bijstandsuitkering. Dat er bij eiser sprake was van een moeilijke privésituatie, kan hier niet aan afdoen.
6.3.
Eiser heeft er nog op gewezen dat het college naar aanleiding van een nieuwe aanvraag met ingang van 7 juni 2023 alsnog aan hem een bijstandsuitkering heeft verstrekt en ook bijzondere bijstand heeft verstrekt, terwijl er volgens hem sprake is van een ongewijzigde situatie. Het college heeft toegelicht op welke gronden aan eiser alsnog een uitkering is toegekend. Vanaf het moment van de aanvraag van 7 juni 2023 tot het moment van toekenning van die aanvraag heeft eiser geen grote bedragen meer ontvangen op zijn bankrekening. Evenmin was uit de bankafschriften op te maken dat eiser in het buitenland verbleef. Verder was eiser bereid in budgetbeheer te gaan. Het college heeft aan eiser bijzondere bijstand toegekend, omdat hij een woning had gevonden. In combinatie met eisers gezondheidssituatie achtte het college het niet wenselijk dat zijn situatie zou verslechteren. De situatie was dus, anders dan eiser stelt, niet hetzelfde als in de in geding zijnde beoordelingsperiode in deze zaak.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 8 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 31
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 17 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:86).