ECLI:NL:RBZWB:2023:4763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3255 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering Participatiewet

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2023 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd afgewezen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 29 juni 2023 in Breda, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college.

Verzoeker heeft op 5 april 2023 een aanvraag om bijstand ingediend. Het college heeft hem uitgenodigd voor een intakegesprek, dat meerdere keren is verzet en uiteindelijk op 2 mei 2023 heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in acute financiële nood verkeert. Uit de bankafschriften blijkt dat verzoeker de afgelopen maanden heeft kunnen rondkomen, ondanks dat er veelvuldig bedragen zijn afgeschreven die verband houden met gokken. Verzoeker heeft verklaard dat hij zelf niet gokt, maar dat vrienden contant geld van hem krijgen om te gokken vanuit zijn bankrekening.

De voorzieningenrechter heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht, omdat deze niet met bewijsstukken is onderbouwd. Ook zijn er afschrijvingen zichtbaar in verschillende Europese landen, wat verzoeker niet kon verklaren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en dat de besluitvorming in bezwaar kan worden afgewacht. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, en openbaar gemaakt op 6 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3255 PW VV

uitspraak van 6 juli 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. C.C. Haanappel,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(college), verweerder.

Inleiding

1. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit) van het college over de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 juni 2023. Hierbij waren aanwezig: verzoeker, zijn gemachtigde en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

2. Verzoeker heeft op 5 april 2023 een aanvraag om bijstand gedaan bij het college. Hierop heeft het college verzoeker met een brief van 6 april 2023 uitgenodigd voor een persoonlijk intakegesprek op het stadskantoor op 17 april 2023 en heeft het college verzoeker om bepaalde bewijsstukken gevraagd. Het intakegesprek is een aantal malen op verzoek van verzoeker verzet en heeft uiteindelijk op 2 mei 2023 plaatsgevonden.
Met een brief van 3 mei 2023 heeft het college de behandeling van verzoekers aanvraag opgeschort en is aan hem een termijn geboden om uiterlijk 17 mei 2023 ontbrekende (financiële) gegevens te overleggen. Hierop heeft verzoeker op 3 mei 2023 een aantal stukken overgelegd aan het college.
Met een brief van 22 mei 2023 heeft het college aan eiser nogmaals een termijn geboden om uiterlijk 29 mei 2023 ontbrekende (financiële) gegevens te overleggen. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd.
Het college heeft bij het bestreden besluit aan verzoeker meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor bijstand omdat niet bepaald kan worden of hij in bijstand behoevende omstandigheden verkeert.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Van voldoende spoedeisendheid is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een beslissing op het bezwaar van verzoeker niet kan worden afgewacht. Een financieel belang vormt op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dat kan wel het geval zijn indien actueel een financiële noodsituatie bestaat of op korte termijn dreigt te ontstaan. Het gaat er dus om of vanuit financieel oogpunt sprake is van een spoedeisend belang.
4. Verzoeker heeft ten aanzien van de spoedeisendheid van zijn verzoek aangevoerd dat hij niet kan voorzien in zijn levensonderhoud.
5. Uit de door verzoeker ingediende stukken en de ter zitting gegeven toelichting is voor de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat hij op dit moment in een situatie verkeert of dreigt te geraken van acute financiële nood of anderszins in een onomkeerbare situatie komt te verkeren. Uit de overgelegde bankafschriften volgt dat verzoeker de afgelopen maanden heeft kunnen rondkomen met de bij- en afschrijvingen. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat dit klopt. Dit terwijl op de bankafschriften te zien is dat veelvuldig – soms zelfs meerdere keren per dag – bedragen worden afgeschreven die met gokken te maken hebben. Verzoeker heeft hierover ter zitting verklaard dat hij zelf niet gokt, maar dat hij contant geld van zijn vrienden krijgt, die vervolgens gokken vanuit zijn bankrekening en dat hij dan soms een deel van de winst krijgt. De voorzieningenrechter gaat aan deze verklaring voorbij, reeds omdat verzoeker deze verklaring niet met stukken heeft onderbouwd. Verder volgt uit de bankafschriften dat er met verzoekers bankpas in de maanden februari 2023 tot en met april 2023 pinbetalingen zijn gedaan in verschillende Europese landen. Zo zijn er op de bankafschriften in de maand februari 2023 afschrijvingen in Frankrijk, Italië, Malta en België zichtbaar. In de maand maart 2023 zijn er afschrijvingen in Spanje (Barcelona) en Frankrijk zichtbaar. In de maand april 2023 zijn afschrijvingen zichtbaar in Malta, Zwitserland en Italië. Verzoeker heeft hierover ter zitting verklaard dat deze afschrijvingen door zijn broer zouden zijn gedaan. De voorzieningenrechter acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu deze verklaring niet is onderbouwd met objectiveerbare en verifieerbare bewijsstukken. De voorzieningenrechter neemt hierbij verder in aanmerking dat verzoeker tijdens een telefoongesprek op 24 april 2023 met de gemeente heeft aangegeven dat hij met autopech in Frankrijk vast stond, waarna de intakeafspraak met hem is verzet.
Ter zitting is vast komen te staan dat verzoeker per 4 juli 2023 een huurwoning zal gaan bewonen via Klik voor Wonen. Dat verzoeker schulden zou hebben, is niet onderbouwd met bewijsstukken. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat de besluitvorming in bezwaar niet kan worden afgewacht. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen zal worden afgewezen.
6. Omdat het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden afgewezen, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 6 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.