In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 13 januari 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 7 februari 2024 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er twee weken verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat, op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder dit moet doen binnen een termijn die recht doet aan de mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor het verzenden van een vooraankondiging aan eiseres, met de mogelijkheid voor eiseres om een zienswijze in te dienen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.