ECLI:NL:RBZWB:2024:2960
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 451.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 420.000 zou moeten zijn. De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door gebruik te maken van vergelijkingsobjecten. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De uitspraak op bezwaar en de aanslag onroerendezaakbelastingen blijven gehandhaafd. De rechtbank wijst erop dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald op basis van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen.