ECLI:NL:RBZWB:2024:289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/4975
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en belastingrentebeschikking onder de overgangsregeling van de Goedkeuringswet Nederland-Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 januari 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2019, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.748 heeft vastgesteld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en verzocht om toepassing van de overgangsregeling in de Goedkeuringswet. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 december 2023, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee medewerkers.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de vermindering op basis van de overgangsregeling juist heeft berekend. De belanghebbende had verzocht om een hogere belastingvermindering van € 5.220, maar de rechtbank concludeert dat de inspecteur de verschuldigde inkomstenbelasting correct heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de berekening van de belastingvermindering op de juiste uitgangspunten is gebaseerd, en dat de belanghebbende ten onrechte uitgaat van het volledige bedrag aan inkomstenbelasting in plaats van het evenredige deel van de inkomstenbelasting op het pensioen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 oktober 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.748. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 19 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 30 november 2023 om uitstel van de zitting verzocht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur: [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de vermindering op grond van de overgangsregeling in de Goedkeuringswet [1] juist berekend heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de vermindering juist berekend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende woont vanaf 1 juni 2011 in Duitsland.
4.1.
In 2019 heeft belanghebbende de volgende bruto inkomsten genoten:
Pensioen Achmea
€ 40.722
AOW-uitkering
€ 20.026
Totaal
€ 60.748
4.2.
In zijn aangifte IB over het jaar 2019 heeft belanghebbende verzocht om toepassing van de overgangsregeling in de Goedkeuringswet.
4.3.
Bij het opleggen van de aanslag IB 2019 heeft de inspecteur rekening gehouden met een vermindering van € 747 op grond van de overgangsregeling in de Goedkeuringswet.

Motivering

Afwijzing verdagingsverzoek
5. Het door belanghebbende ingediende verdagingsverzoek is als volgt gemotiveerd:
“11-08-23 is het huis dat wij huren, volledig afgebrand en ontoegankelijk en onbewoonbaar
verklaard.
Sinds die tijd zijn wij (3 volwassene en hond) ondergebracht in een stacaravan, wegens gebrek aan noodwoningen.
U begrijpt dat door deze brand ook al onze bezittingen en administratie verloren is gegaan.
Dit tezamen met de darmkanker van [belanghebbende] .
Wij hebben deze tijd tot juni nodig om, relevante informatie weer ter beschikking te krijgen voor deze zitting, en wij met deze informatie een reële kans hebben, om u ervan te overtuigen dat de belastingdienst er naast zit.”
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank begrijpt dat het afbranden van het huis een tragische gebeurtenis is geweest. De gebeurtenis zorgt er echter niet voor dat het bijwonen van de zitting op 20 december 2023 niet mogelijk was. Daarnaast is het bespreken van de invloed van deze gebeurtenis op de bewijspositie van belanghebbende een onderwerp dat bij uitstek ter zitting besproken kan worden. Daar komt bij dat in het onderhavige geval sprake is van een geschil over de toepassing van de Goedkeuringswet, en niet zozeer sprake is van een feitelijke discussie. Daarom is het verzoek tot uitstel van de zitting afgewezen.
Berekening vermindering op grond van de overgangsregeling Goedkeuringswet
6. Belanghebbende stelt dat de vermindering van de belasting op basis van de overgangsregeling uit de Goedkeuringswet hoger moet zijn. Volgens belanghebbende dient de belastingvermindering € 5.220 te bedragen.
6.1.
De inspecteur betwist het standpunt van belanghebbende en stelt dat hij de verschuldigde inkomstenbelasting juist heeft berekend.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de verschuldigde inkomstenbelasting juist heeft berekend. De berekening is door de inspecteur op de juiste uitgangspunten gebaseerd. De rechtbank gaat hierbij uit van artikel 2 van de Goedkeuringswet en de toelichting uit de Nota van Wijziging. [2]
6.3.
Recapitulerend ziet de berekening er als volgt uit:
AOW-uitkering
€ 20.026
Pensioen Achmea
€ 40.722
Belastbaar inkomen box 1
€ 60.748
Berekende inkomstenbelasting
€ 13.364
Af: heffingskorting
€ 99
Verschuldigde inkomstenbelasting
€ 13.265
Verhouding waarin het pensioen Achmea staat tot het totale inkomen
€ 67,03%
Evenredig deel inkomstenbelasting pensioen Achmea (67,03% x € 13.265)
€ 8.891
Maximaal verschuldigd tarief o.b.v. overgangsregeling
20%
Maximaal belasting op pensioen o.b.v. overgangsregeling (20% x € 40.722)
€ 8.144
Vermindering ten gevolge van overgangsregeling (€ 8.891 -/- € 8.144)
€ 747
Belanghebbende gaat in zijn berekening voor de bepaling van de vermindering ten gevolge van de overgangsregeling ten onrechte uit van het volledige bedrag aan inkomstenbelasting over het ontvangen inkomen in plaats van het evenredige deel van de inkomstenbelasting op het pensioen waarop de overgangsregeling uit de Goedkeuringswet van toepassing is. [3]

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 22 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Goedkeuringswet Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, Staatsblad 2015, 198.
2.Nota van wijziging van 22 november 2013, Kamerstukken 2013-2014, 33 615, nr. 6.
3.Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 6 september 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2860.