ECLI:NL:RBZWB:2024:289
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en belastingrentebeschikking onder de overgangsregeling van de Goedkeuringswet Nederland-Duitsland
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 januari 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2019, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.748 heeft vastgesteld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en verzocht om toepassing van de overgangsregeling in de Goedkeuringswet. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 december 2023, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee medewerkers.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de vermindering op basis van de overgangsregeling juist heeft berekend. De belanghebbende had verzocht om een hogere belastingvermindering van € 5.220, maar de rechtbank concludeert dat de inspecteur de verschuldigde inkomstenbelasting correct heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de berekening van de belastingvermindering op de juiste uitgangspunten is gebaseerd, en dat de belanghebbende ten onrechte uitgaat van het volledige bedrag aan inkomstenbelasting in plaats van het evenredige deel van de inkomstenbelasting op het pensioen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.